Stimulatie van de achterhoofdzenuw voorkomt aanvallen via placebo-effect bij chronische clusterhoofdpijn

juni 2025 EAN 2025 Diede Smeets

Chronische clusterhoofdpijn (CCH) is een extreem pijnlijke en moeilijk te behandelen aandoening. Stimulatie van de achterhoofdzenuw (Nervus occipitalis; ‘occipital nerve stimulation’, ONS) heeft veelbelovende resultaten opgeleverd bij het voorkomen van hoofdpijnaanvallen bij patiënten met CCH. Gedegen bewijs uit gecontroleerde klinische studies ontbrak echter. Tijdens EAN 2025 presenteerde Ida Fogh-Andersen, MD, PhD (Center for Experimental Neuroscience, Aarhus University Hospital, Denemarken) de resultaten van een gerandomiseerde studie waarin patiënten met CCH ofwel ONS ofwel een placebobehandeling ondergingen.

Bij ONS wordt de achterhoofdzenuw gestimuleerd door een klein implantaat dat wordt ingebracht op de schedelbasis. Conventionele, tonische ONS laat zich moeilijk onderzoeken in een placebogecontroleerde studie, omdat het tot paresthesie leidt. Daarbij ervaren patiënten abnormale sensaties in hun huid, zoals prikkelingen, tintelingen en een doof of juist branderig gevoel. Hierdoor kunnen patiënten voelen of de stimulatie aan staat, of niet. Daarom is in dit onderzoek gebruik gemaakt van paresthesievrije, bilaterale ONS, waarbij de stimulatie in korte stoten wordt gegeven.

Studieopzet

Het gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde onderzoek begon met een ‘baseline’-periode van 4 weken, gevolgd door een periode van 12 weken waarin transcutane elektrische stimulatie van de zenuw werd gegeven, het plaatsen van het implantaat, en een herstelperiode van 2 weken plaatsvond. Aansluitend volgde een 12 weken durende, gerandomiseerde, dubbelblinde fase.  Patiënten met CCH werden in deze fase gerandomiseerd tussen behandeling met ONS in korte stoten of placebobehandeling. Tot slot volgde een 12-weekse ‘open-label’-periode waarin alle deelnemers tonische ONS ondergingen. De primaire uitkomstmaat van het onderzoek was het percentage patiënten waarbij een afname van minstens 30% werd gezien in de aanvalsfrequentie.

Resultaten

In totaal kregen 38 patiënten een implantaat, waarvan 19 toegewezen werden aan de groep die tijdens de gerandomiseerde fase ONS in korte stoten kreeg en de overige 19 ondergingen de placebobehandeling. Aan het eind van de gerandomiseerde fase vertoonde 18,8% (95%-BI: 0,3-37,9) van de deelnemers in de ONS-groep een afname van ≥30% in aanvalsfrequentie, vergeleken met 50,0% (95%-BI: 26,9-73,1) in de placebogroep. Daarmee was de kans om de primaire uitkomstmaat te bereiken 31,2% (95%-BI: 1,3-61,2; p=0,04) hoger in de placebogroep dan in de interventiegroep. Aan het einde van de ‘open-label’-fase van het onderzoek had 42,1% (95%-BI: 19,9-64,3) van de deelnemers in de ONS-groep en 51,1% (95%-BI: 27,3-74,9) in de placebogroep een aanvalsreductie van ≥30%.

Conclusie

Uit dit gerandomiseerde, dubbelblinde, placebogecontroleerde onderzoek is gebleken dat ONS, zowel tonisch als in korte stoten, niet superieur is ten opzichte van placebo in het verlagen van de aanvalsfrequentie bij clusterhoofdpijn. Hoewel er wel een klein effect van ONS werd gezien, vermoeden de onderzoekers dat dit toegeschreven kan worden aan het placebo-effect. Daarbij waarschuwen de onderzoekers dat het cruciaal is om een toereikende placebocontrole te gebruiken bij toekomstige studies naar ONS voor clusterhoofdpijn.

Referentie

  1. Fogh-Andersen I, et al. Occipital nerve stimulation for chronic cluster headache: a double­ blind, randomized, placebo-controlled study. Gepresenteerd tijdens EAN 2025; abstract OPR-074.