Effect van siponimod op cognitie in secundair progressieve multiple sclerose

december 2020 Neurotrials Eline Feenstra
Medical bottles and medication pills spilling out on to pastel blue background. Top view with copy space. Healthcare, pharmacy, medicine concept

In een nieuwe studie, gepubliceerd in American Academy of Neurology, is gekeken naar het effect van siponimod op de cognitieve verwerkingssnelheid van secundair progressieve multiple sclerose (SPMS)- patiënten. Het onderzoek bedroeg een vooraf gedefinieerde post-hoc-analyse van de EXPAND-studie waarin siponimod werd vergeleken met een placebogroep.

EXPAND is een dubbelblinde, placebogecontroleerde fase III-studie waarbij 1.651 SPMS-patiënten gerandomiseerd verdeeld werden (2: 1) tussen siponimod (2 mg/dag) of een placebo. Het cognitieve functioneren werd beoordeeld met behulp van de ‘Symbol Digit Modalities Test’ (SDMT), ‘Paced Auditory Serial Addition Test’ (PASAT) en ‘Brief Visuospatial Memory Test-Revised’ (BVMT-R). Deze taken werden afgenomen bij aanvang en vervolgens met intervallen van 6 maanden en aan het einde van de behandeling.

Verbeterde SDMT-score met siponimod

In de analyse werd gekeken naar de gemiddelde verandering in de taakscore op elk gemeten punt, ten opzichte van baseline. Hierbij bleek dat er tijdens de studieperiode significant betere SDMT-scores werden gehaald door patiënten die werden behandeld met siponimod versus placebobehandelde patiënten. Dit effect was zichtbaar na 12 maanden, met een scoreverschil van 1,08 tussen beide groepen (95%-BI: 0,23- 1,94; p=0,0132). De MS-patiënten scoorden hiermee significant beter op cognitief functioneren wanneer ze met siponimod werden behandeld.

Vervolgens hield het effect ook aan op de langere termijn; patiënten die werden behandeld met siponimod behaalden na 18 maanden op de SDMT-taak gemiddeld een score die 1,23 (95%-BI: 0,25- 2,21; p=0,0135) punten hoger lag dan de gemiddelde score van de SPMS-patiënten die een placebo ontvingen. Ook na 24 maanden werd nog een significant verschil gezien tussen de 2 groepen (verschil: 2,30 [95%-BI: 1,11- 3,50]; p=0,0002).

Lagere kans op grote afname in cognitief functioneren

Met siponimod behandelde patiënten hadden daarnaast een significant lager risico op een aanhoudende 4-punts afname van de SDMT-score (hazard ratio [HR]: 0,79 [95%-BI: 0,65-0,96]; p=0,0157). De kans op een aanhoudende 4-punts toename van de SDMT-score was juist hoger bij hen (HR [95%-BI]: 1,28 [1,05-1,55]; p=0,0131). De PASAT- en BVMT-R-scores verschilden overigens niet significant tussen de twee groepen (p>0,28).

Concluderend kan worden gesteld dat siponimod zorgde voor een significant voordeel wat betreft cognitief functioneren, zoals gemeten met de SDMT-test bij secundaire progressieve MS-patiënten. Deze patiënten hadden verder een significant lager risico op een verlaging van de SDMT-score met 4 of meer punten en hadden een significant grotere kans op een stijging van de SDMT-score met 4 of meer punten, een uitkomst die als klinisch relevant wordt beschouwd.

Referentie

Benedict RHB, Tomic D, Cree BA, et al. Siponimod and Cognition in Secondary Progressive Multiple Sclerosis. American Academy of Neurology 2021