Articles

Detectie en behandeling van vaatspasmen en secundaire ischemie bij patiënten met een aneurysmatische subarachnoïdale bloeding

TNN - jaargang 123, nummer 8, december 2022

dr. M.D.I. Vergouwen , prof. dr. G.J.E. Rinkel

SAMENVATTING

Secundaire ischemie treedt op bij ongeveer 20% van de patiënten met een aneurysmatische subarachnoïdale bloeding. De pathogenese van secundaire ischemie is waarschijnlijk multifactorieel bepaald, waarbij de onderzoeksfocus zich in het afgelopen decennium heeft verlegd van vaatspasmen in de grote intracraniële arteriën naar de microcirculatie. Routinematig onderzoek met digitale subtractie-angiografie, CT-angiografie of transcraniële doppler om vaatspasmen op te sporen heeft geen toegevoegde waarde ten aanzien van de behandeling of het uiteindelijke herstel. Als er behandelingen beschikbaar komen voor secundaire ischemie, kan er een rol ontstaan voor (seriële) CT-perfusie, diffusiegewogen MRI of continue EEG-monitoring om ischemie vroeg te detecteren. Er is geen bewijs dat de uitkomst verbetert door hypertensie-inductie bij patiënten met secundaire ischemie of door endovasculaire behandeling van vaatspasmen.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2022;123(8):361–6)

Lees verder

Screening op intracraniële aneurysmata bij personen met eerstegraads familieleden met een doorgemaakte aneurysmatische subarachnoïdale bloeding

TNN - jaargang 119, nummer 3, juni 2018

Y.M. Ruigrok , prof. dr. G.J.E. Rinkel

SAMENVATTING

Een subarachnoïdale bloeding uit een gebarsten intracranieel aneurysma (aSAB) treft relatief jonge mensen (gemiddelde leeftijd 50 jaar) en heeft een slechte prognose; 35% van de patiënten overlijdt. Hierdoor leidt aSAB op bevolkingsniveau tot een groot verlies van productieve levensjaren en tot hoge socio-economische kosten. De belangrijkste personen met een verhoogd risico op aSAB zijn degenen met een familiaire belasting voor aSAB. Voor mensen met een familiaire belasting is preventie van aSAB mogelijk door screening met MRA op nog ongeruptureerde intracraniële aneurysmata (OIA’s) en preventieve behandeling van de gevonden OIA’s. Modelmatige studies hebben aangetoond dat screening kosteneffectief is bij mensen met een familiaire belasting. Bij personen met 2 of meer aangedane eerstegraads familieleden met een doorgemaakte aSAB is seriële screening elke 5 jaar kosteneffectief bij personen tussen de 20 en 70–80 jaar. Recent onderzoek toont aan dat screening ook kosteneffectief is bij personen met maar 1 aangedaan eerstegraads familielid met een doorgemaakte aSAB als deze screening tweemaal in het leven rond de leeftijd van 40 en 55 jaar wordt verricht. Familieleden van aSAB-patiënten moeten gewezen worden op het verhoogde risico op aSAB, en op de mogelijkheid en de voor- en nadelen van screening. Deze uitbreiding van het aantal familieleden van aSAB-patiënten die in aanmerking komen voor screening zal leiden tot uitdagingen bij de implementatie, vanwege het toenemende aantal consulten voor het bespreken van voor- en nadelen van screenen, het toenemende aantal MRA’s, en het toenemende aantal OIA’s dat gevonden en behandeld zal worden.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(3):95–100)

Lees verder

Follow-up van patiënten met een gecoild intracranieel aneurysma

TNN - jaargang 114, nummer 2, juni 2013

J.D. Schaafsma , B.K. Velthuis , prof. dr. G.J.E. Rinkel

Samenvatting

Een subarachnoïdale bloeding als gevolg van ruptuur van een intracranieel aneurysma heeft nog altijd een hoge morbiditeit en mortaliteit ondanks een verbetering in klinische uitkomst over de afgelopen decennia. Endovasculaire behandeling van intracraniële aneurysmata met coils vormt een belangrijk alternatief voor het chirurgisch clippen. Het voornaamste voordeel van coiling is dat het minimaal invasief is, maar het nadeel is een risico op rekanalisatie van het aneurysma waarvoor herbehandeling nodig kan zijn om ruptuur te voorkomen. Patiënten moeten daarom vervolgd worden. Het standaard follow-up onderzoek is intra-arteriële digitale subtractie angiografie (IA-DSA) dat invasief is, patiënten blootstelt aan contrastmiddel en straling, in dagbehandeling moet plaatsvinden en als onprettig kan worden ervaren door patiënten. Magnetische resonantie angiografie (MRA) heeft deze nadelen niet. De testkarakteristieken van MRA zijn goed, er is geen contrastmiddel nodig en het onderzoek kan zowel op een 1.5- als een 3.0-Tesla scanner plaatsvinden. Voorts is MRA kosteneffectief vergeleken met IA-DSA en kan daarmee IA-DSA vervangen als standaard follow-up onderzoek na coilen.
(Tijdschr Neurol Neurochir 2013;114:67-72)

Lees verder

Incidentie, kans op overlijden en herstel na een intracerebrale bloeding. Een meta-analyse met de nadruk op leeftijd, geslacht, etniciteit en veranderingen in de tijd

TNN - jaargang 114, nummer 1, maart 2013

C.J.J. van Asch , M.J.A. Luitse , prof. dr. G.J.E. Rinkel , I. van der Tweel , prof. dr. A. Algra , prof. dr. C.J.M. Klijn

Samenvatting

Door toepassing van beeldvormende technieken van de hersenen is het sinds de vroege jaren tachtig van de vorige eeuw veel beter mogelijk om epidemiologisch onderzoek te doen naar het vóórkomen van intracerebrale bloedingen. Het doel van dit artikel is het onderzoeken van de incidentie, de kans op overlijden en het functionele herstel na een intracerebrale bloeding in relatie tot leeftijd, geslacht, etniciteit en veranderingen in de tijd sinds 1980. In PubMed en Embase werd met vooraf opgestelde selectiecriteria gezocht naar bevolkingsonderzoeken gepubliceerd tussen januari 1980 en november 2008. Incidentiedata werden samengevoegd in een zogenoemde ‘random-effects’ meta-analyse. Veranderingen in de kans op overlijden over de tijd werden onderzocht met een gewogen lineaire regressieanalyse. De geselecteerde 36 onderzoeken beschreven 44 tijdsperiodes (het middelste jaar van de onderzoeksperiode varieerde tussen 1983 en 2006), en 8.145 patiënten met een intracerebrale bloeding. De gemiddelde incidentie was 24,6 per 100.000 persoonsjaren (95%-betrouwbaarheidsinterval (BI) 19,7–30,7), bleef gelijk in de periode tussen 1980 en 2008, en was niet duidelijk lager bij vrouwen dan bij mannen (gemiddelde incidentieratio 0,85; 95%-BI 0,61–1,18). In vergelijking met de leeftijdsgroep tussen 45 en 54 jaar oud nam de incidentieratio toe van 0,10 (95%-BI 0,06–0,14) voor mensen jonger dan 45 jaar naar 9,6 (6,6–13,9) voor mensen ouder dan 85 jaar. De incidentie per 100.000 persoonsjaren was 24,2 (95%-BI 20,9–28,0) voor blanken; 22,9 (14,8–35,6) voor zwarten; 19,6 (15,7–24,5) voor latino’s en 51,8 (38,8–69,3) voor Aziaten. De mediane kans op overlijden was 40,4% na één maand (spreiding 13,1–61,0), nam niet af in de tijd en was lager in Japan (16,7%; 95%-BI 15,0–18,5) dan elders (42,3%, 40,9–43,6). In de zes studies die rapporteerden over functioneel herstel van overlevende patiënten, lag de kans op goed functioneel herstel van een intracerebrale bloeding tussen 12% en 39%. Concluderend neemt de incidentie van intracerebrale bloedingen toe met de leeftijd en is de kans op overlijden na een intracerebrale bloeding in Japan kleiner dan elders. De incidentie en de kans op overlijden zijn niet afgenomen tussen 1980 en 2006. Meer data over functioneel herstel na een intracerebrale bloeding zijn gewenst.
(Tijdschr Neurol Neurochir 2013;114:11-22)

Lees verder