Articles

Medicamenteuze behandeling van de neurogene blaas

TNN - jaargang 125, nummer 4, juni 2024

dr. J. Bosschieter , dr. N.F. Kalkers , dr. J.A. Nieuwenhuijzen

SAMENVATTING

Blaasklachten met een neurogene oorzaak kunnen ingedeeld worden op basis van het niveau van de laesie(s): suprapontiene laesies, spinale laesies (infrapontien en suprasacraal) en sacrale en perifere laesies. Daarnaast kan een indeling plaatsvinden op basis van het soort klachten. Klachten van de opslagfase kunnen bestaan uit ‘frequency’ (vaak plassen), nycturie (nachtelijke mictie), ‘urgency’ (plotselinge aandrang die niet kan worden uitgesteld) en urge-incontinentie (urineverlies bij aandrang) of stressincontinentie (urineverlies bij abdominale drukverhoging). Klachten van de mictiefase kunnen onder andere bestaan uit klachten van verminderde kracht van de mictiestraal, traag op gang komen van de mictie (hesitatie), lange mictieduur en nadruppelen. Voor klachten in de opslagfase zijn anticholinergica (bijvoorbeeld fesoterodine, oxybutynine, solifenacine, tolterodine) aanbevolen als eerste keuze. Bij onvoldoende effect kan laagdrempelig worden gewisseld naar of worden gecombineerd met een β3-agonist (mirabegron). Bij onvoldoende effect of bijwerkingen kan worden gekozen voor botulinetoxine-injecties in de blaaswand. Voor het verbeteren van de mictiefase bij mannen zijn α1-antagonisten (bijvoorbeeld alfuzosine, silodosine, tamsulosine) bewezen effectief, maar voor vrouwen is het bewijs van effectiviteit van α1-antagonisten beperkt en is het gebruik ‘off-label’. Bij onvoldoende effect van α1-antagonisten bij mannen kan een 5α-reductaseremmer (dutasteride, finasteride) worden toegevoegd bij prostaatvergroting. Fosfodiësterase type 5-remmers (tadalafil) hebben voornamelijk een plaats in de behandeling van erectiele disfunctie, maar er is bewijs dat klachten van de mictiefase hiermee kunnen verbeteren.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2024;125(4):149–55)

Lees verder

Revalidatie bij multiple sclerose

TNN - jaargang 124, nummer 3, mei 2023

drs. T. van Osch , drs. B. Dekker , prof. dr. V. de Groot , drs. M.G.E. Huijsmans , dr. B.A. de Jong , dr. N.F. Kalkers

SAMENVATTING

Multiple sclerose is in de westerse wereld de meest voorkomende oorzaak van niet-traumatische invaliditeit op jongvolwassen en middelbare leeftijd. In het beloop van de ziekte worden patiënten geconfronteerd met functionele beperkingen op verschillende domeinen. De ernst van deze problemen neemt toe bij een langere ziekteduur. Voor optimale zelfredzaamheid, eigen regievoering en maatschappelijke participatie is het belangrijk dat er in de spreekkamer aandacht is voor deze beperkingen en dat er zo nodig een revalidatietraject wordt ingezet. Afhankelijk van de ernst en de complexiteit kan dit in de eerste of tweede lijn plaatsvinden. In dit artikel worden puntsgewijs de aanbevelingen besproken uit de meest recente richtlijn.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2023;124(3):117–22)

Lees verder

Radiologically Isolated Syndrome (RIS): incidental magnetic resonance imaging findings suggestive of multiple sclerosis, a systematic review

TNN - jaargang 114, nummer 2, juni 2013

dr. N.F. Kalkers

Summary

With the increasing availability of magnetic resonance imaging (MRI), there is also an increase in incidental abnormal findings. MRI findings suggestive of multiple sclerosis in persons without typical multiple sclerosis symptoms and with normal neurological findings are defined as radiologically isolated syndrome (RIS). Half of the number of persons with RIS have their initial MRI because of headache and some have a subclinical cognitive impairment similar to that seen in multiple sclerosis. Radiological measurements also show a similarity between RIS and multiple sclerosis. Approximately two-thirds of patients with RIS show radiological progression and one-third develop neurological symptoms during mean follow-up times of up to five years. Cervical cord lesions are important predictors of clinical conversion. Management has to be individualised, but initiation of disease modifying therapy is controversial and not recommended outside of clinical trials since its effects have not been studied in RIS. Future studies should try to establish the prevalence and long-term prognosis of RIS, its impact on quality of life and define the role of disease modifying therapy in RIS.

Lees verder