
Ondanks de beschikbaarheid van verschillende therapieën voor gegeneraliseerde myasthenia gravis (gMG), blijven veel patiënten te maken hebben met suboptimale behandelresultaten of onacceptabele bijwerkingen. Recente ontwikkelingen focussen op gerichte immuunmodulatie, waarbij B-cellen een sleutelrol spelen. Deze cellen zijn verantwoordelijk voor de productie van autoantilichamen en spelen een cruciale rol in de regulatie van immuunprocessen. In de fase III-studie MINT werd de werkzaamheid en veiligheid van inebilizumab, een monoklonaal antilichaam gericht tegen CD19+-B-cellen, onderzocht bij patiënten met gMG.1
gMG is een auto-immuunziekte die wordt gekenmerkt door wisselende spierzwakte, veroorzaakt door antistoffen tegen acetylcholinereceptoren (‘acetylcholine receptor antibodies’, AChR-Ab+) of ‘muscle-specific kinase’ (‘muscle-specific kinase antibodies’, MuSK-Ab+). Hoewel de klinische presentatie in beide subgroepen overeenkomt, verschillen de onderliggende immuunpathologische mechanismen wezenlijk. AChR-Ab’s worden met name geproduceerd door langlevende plasmacellen (CD19+ en meestal CD20−), terwijl MuSK-Ab’s voornamelijk afkomstig zijn van kortlevende plasmablasten (CD19+ en CD20+).2-4 Ongeveer 15% van de patiënten met gMG reageert onvoldoende op bestaande therapieën, wat de noodzaak van alternatieve behandelstrategieën onderstreept.5 Omdat B-cellen een centrale rol spelen in de pathofysiologie van gMG, vormt depletie van deze celpopulatie een logische therapeutische benadering. Inebilizumab is een monoklonaal antilichaam gericht tegen CD19+-B-cellen en werd in de fase III-studie MINT onderzocht als gerichte immuuntherapie bij gMG.
Studieopzet
In deze dubbelblinde, gerandomiseerde, placebogecontroleerde fase III-studie werden 238 patiënten van 18 jaar en ouder, met gMG en AChR-Ab+ of MuSK-Ab+, 1:1 gerandomiseerd tussen intraveneuze inebilizumab (300 mg op dag 1 en 15; en op dag 183 bij patiënten met AChR-Ab+) of placebo. De behandelduur bedroeg 52 weken bij patiënten met AChR-Ab+ en 26 weken bij patiënten met MuSK-Ab+. Glucocorticoïden werden vanaf week 4 geleidelijk afgebouwd naar 5 mg/dag in week 24. De primaire uitkomstmaat was de verandering in de MG-ADL-score (0–24) na 26 weken; als secundaire uitkomstmaat werd de verandering in de QMG-score (0–39) na 26 weken geëvalueerd. Daarnaast werd ook de veiligheid van de behandeling beoordeeld.
Resultaten
Na 26 weken resulteerde behandeling met inebilizumab in een grotere afname van MG-ADL dan placebo. De ‘least-squares mean change’ bedroeg respectievelijk −4,2 vs. -2,2 (gecorrigeerd verschil [95%-BI] −1,9 [−2,9 tot −1,0]; p<0,001). Ook de afname in de QMG-score was groter bij patiënten die inebilizumab ontvingen, waarbij de ‘least-squares mean change’ −4,8 vs. −2,3 bedroeg (gecorrigeerd verschil [95%-BI] −2,5 [−3,8 tot −1,2]; p<0,001). Veelvoorkomende ongewenste voorvallen waren hoofdpijn, hoesten, nasofaryngitis, infusiegerelateerde reacties en urineweginfecties. Het aantal ernstige ongewenste voorvallen was vergelijkbaar tussen beide groepen.
Conclusie
Inebilizumab leidde tot significant klinische verbeteringen bij patiënten met gMG met AChR-Ab+ of MuSK-Ab+. De therapie werd goed verdragen en ging niet gepaard met meer ernstige ongewenste voorvallen dan placebo.
Referenties