Siponimod stelt afhankelijkheid rolstoel uit

augustus 2020 ECTRIMS 2019 Eline Feenstra

De overgang waarbij MS-patiënten een rolstoel nodig hebben is klinisch zeer relevant. Uit een analyse van de EXPAND-studie waarin siponimod werd vergeleken met placebo bij secundair progressieve MS-patiënten (SPMS), blijkt dat het gebruik van siponimod geassocieerd is met het later bereiken van EDSS-score 7,0 die gekoppeld is aan afhankelijkheid van een rolstoel.  

Achtergrond

De resultaten van de EXPAND fase III-studie lieten eerder al zien dat de selectieve sfingosine 1-fosfaat (S1P) modulator siponimod zowel invaliditeitsprogressie als cognitieve achteruitgang kon beperken bij een typische SPMS-populatie. EXPAND was met meer dan 1.651 patiënten de grootste fase III-studie uitgevoerd bij een typische SPMS-populatie. De open-labelextensieperiode van EXPAND is momenteel gaande en strekt zich wel 10 jaar uit. Meer dan de helft van de deelnemende patiënten had bij aanvang van de studie een hulpmiddel nodig bij het lopen (EDSS ≥6,0). Afname van het loopvermogen is een van de kenmerkende uitingen van SPMS. Dit leidt bij een groot aantal patiënten tot een verhoogde afhankelijkheid van een rolstoel. In de analyse die werd gepresenteerd door Vermersch werd specifiek gekeken naar de invaliditeitsprogressie met een EDSS-score ≥7,0, ofwel het moment dat de patiënt ook met hulpmiddelen niet meer dan 5 meter kan afleggen en op een rolstoel is aangewezen.

Analyse

De onderzoekers maakten gebruik van twee verschillende methoden om post-hoc de tijd-tot-rolstoel te onderzoeken. Enerzijds werd met een ‘COX proportional hazards model’ het risico bepaald voor patiënten met een EDSS-score van 6,5. Anderzijds werd gebruik gemaakt van een ‘multistate’-model. Hierbij werden overgangen tussen de verschillende EDSS-scores meegenomen in de analyse.

Resultaten

De subgroep van patiënten in de EXPAND-studie met een EDSS-score van 6,5 bestond uit respectievelijk 293 met siponimod- en 119 met placebo-behandelde patiënten. Overlevingsanalyse van deze groepen patiënten liet zien dat de mensen in de siponimod-arm 37% minder kans hadden op het bereiken van een EDSS-score ≥7 (HR 0,63 [95%-BI 0,40-0,97]; p=0,0365). In het ‘multistate’-model hadden patiënten behandeld met siponimod (n=1.099) een 21% lagere kans op de overgang van EDSS ≤5 naar EDSS 5,5-6,0 in vergelijking met placebo (n=546). Voor de overgang van EDSS 6,5 naar ≥7 was dit 28% lager. Er werd geen significante verandering gevonden voor overgang tussen EDSS 5,5-6 en EDSS 6,5. Aangenomen dat het effect van siponimod gelijk blijft in de tijd kunnen de analyseresultaten worden geëxtrapoleerd. Met gebruik van siponimod wordt het bereiken van EDSS ≥7 met 4,3 jaar uitgesteld in vergelijking met placebo.

Conclusie

Deze gevonden resultaten duiden erop dat siponimod de invaliditeitsprogressie bij patiënten met SPMS vertraagt. Dit is in lijn met eerder gepubliceerde resultaten van siponimod. Tijd-tot-rolstoel is een klinische zeer relevant eindpunt. De resultaten van de analyse van Vermersch en collega’s laten een mogelijk langetermijnvoordeel zien van het gebruik van siponimod doordat patiënten later rolstoelgebonden worden.

Referentie

Vermersch P, Gold R, Kappos L, et al. Siponimod delays the time to wheelchair in patients with SPMS: results from the EXPAND study. ECTRIMS 2019; abstract 158.