
‘The International Headache Society’ (IHS) heeft dit jaar een ‘position statement’ gepubliceerd waarin nieuwe behandeldoelstellingen werden genoemd om de zorgstandaard van migraine te verhogen.1 Hierin wordt gepleit om behandeldoelen te stellen, gericht op optimale uitkomsten, zoals afwezigheid van migraineaanvallen of een zeer laag aantal dagen met migraine of matige tot ernstige hoofdpijn in plaats van het hanteren van responsmetingen op basis van een percentage.1 Tijdens EAN 2025 presenteerde Edoardo Caronna, MD (Vall d’Hebron Hospital, Barcelona, Spanje) de resultaten van de eerste ‘real-world’-studie die beoordeelde bij hoeveel mensen met migraine deze behandeldoelen werden bereikt na zes maanden behandeling met monoklonale antilichamen gericht tegen het calcitonine-gen-gerelateerde peptide (CGRP).2
Migraine is een van de meest voorkomende en invaliderende neurologische aandoeningen, die de kwaliteit van leven en productiviteit aanzienlijk beïnvloedt.1 Recente ontwikkelingen in de behandeling hebben geleid tot verbeterde mogelijkheden voor migrainepreventie. Mede hierdoor heeft de IHS nieuwe categorieën met behandeldoelstellingen opgesteld, waaronder: vrij zijn van migraineaanvallen (0 ‘maandelijkse migraine dagen, [MMD]), optimale controle (<4 MMD), matige controle (5-6 MMD) onvoldoende controle (>6 MMD).1 Hoewel een ≥50% vermindering van het aantal MMD of maandelijkse hoofdpijndagen (MHD) vaak wordt gezien als een succesvolle respons, wordt nu gepleit voor een denkwijze van voortdurende verbetering, waarbij wordt gestreefd naar optimale in plaats van acceptabele resultaten.1
Deze Europese, prospectieve ‘real-world’-studie werd uitgevoerd in 35 centra in 7 landen.2 Volwassenen met hoogfrequente episodische of chronische migraine uit het EUREkA-cohort die behandeld werden met monoklonale anti-CGRP-antilichamen en gedurende zes maanden werden gevolgd, werden geïncludeerd. De uitkomsten van de studie betroffen het percentage personen met migraine in elke behandeldoelcategorie na zes maanden behandeling: (a) vrij zijn van migraineaanvallen (0 MMD); (b) optimale controle (≤4 MMD); (c) matige controle (4-6 MMD); en (d) onvoldoende controle (>6 MMD). Daarnaast werd binnen de individuele groepen het percentage personen met migraine beoordeeld bij wie een vermindering ≥50% in het aantal MMD werd bereikt.
In totaal waren de gegevens van 4.963 mensen met migraine, met een follow-upduur van minimaal 6 maanden, beschikbaar voor analyse. De patiëntkenmerken bij aanvang van de studie waren als volgt: de mediane leeftijd was 48,0 jaar, 82,3% was vrouw, de mediane ‘Migraine Disability Assessment’ (MIDAS)-score bedroeg 65,0, en de mediane MHD en MMD bedroegen respectievelijk 20,0 en 15,0 dagen per maand. Daarnaast had 71,4% chronische migraine en 28,6% episodische migraine. De behandeling bestond uit de volgende monoklonale anti-CGRP-antilichamen: erenumab 70 mg (23,2%), erenumab 140 mg (22,9%), galcanezumab 120 mg (28,2%), fremanezumab 225 mg per maand (20,8%) en fremanezumab 675 mg per kwartaal (4,8%). Bij 31,5% van de personen met migraine was sprake van falen van meer dan 4 eerdere preventieve medicamenteuze behandelingen.
De volledige populatie had bij aanvang onvoldoende controle (MMD >6). Na 6 maanden waren 342 van de geanalyseerde personen met migraine (6,9%) uit het EUREkA-cohort vrij van migraineaanvallen. Bij 1.589 personen (32,0%) was sprake van optimale controle, 771 personen (15,5%) hadden matige controle en 2.261 personen (45,6%) hadden onvoldoende controle. In deze laatste groep had 27,1% een vermindering ≥50% in het aantal MMD bereikt. In de groepen die vrij waren van migraineaanvallen, optimale controle en matige controle hadden, waren deze percentages respectievelijk 82,5, 86,2 en 69,8%.
Uit de resultaten van deze ‘real-world’-studie, gebaseerd op gegevens uit het EUREkA-cohort, blijkt dat een hogere zorgstandaard voor migrainepreventie, gedefinieerd als optimale controle of zelfs vrij zijn van migraineaanvallen, in de dagelijkse praktijk wordt bereikt bij ongeveer 40% van de mensen met een hoge migrainebelasting die behandeld worden met anti-CGRP-monoklonale antilichamen. Bij ongeveer 1 op de 4 personen met onvoldoende controle werd alsnog een vermindering van ≥50% in het aantal MMD vastgesteld. Deze personen met migraine hadden echter een dusdanig hoge migrainefrequentie dat zij ondanks deze verbetering niet onder de grenswaarde voor optimale controle kwamen. Volgens de onderzoekers onderstrepen deze bevindingen de noodzaak om de wereldwijde toegang tot deze behandelingen te verbeteren.
Referenties