Vroege voorspellers van langetermijnuitkomsten bij pediatrische multiple sclerose

juni 2025 EAN 2025 Sanaa Benmoussa

Het vroegtijdig identificeren van prognostische factoren voor langetermijnuitkomsten bij kinderen met multiple sclerose is essentieel voor het optimaliseren van tijdige en doelgerichte behandelstrategieën. Toch zijn er tot op heden weinig longitudinale studies uitgevoerd die klinische en conventionele MRI-indicatoren van relapsrisico en invaliditeitsprogressie bij pediatrische multiple sclerose onderzocht hebben. Dit komt mede doordat multiple sclerose zich bij slechts 5-10% van de patiënten manifesteert vóór de leeftijd van 18 jaar. Tijdens EAN 2025 presenteerde dr. Paolo Preziosa (Vita-Salute San Raffaele University, Milaan, Italië) de resultaten van een 12-jaar durende studie over vroege predictoren van langetermijnuitkomsten bij kinderen met multiple sclerose.1

Het klinisch beloop van pediatrische multiple sclerose (MS) varieert sterk per individu, wat vroegtijdige risicostratificatie bemoeilijkt. Het is daarom essentieel om klinische en radiologische kenmerken te identificeren die ziekteactiviteit en  -progressie voorspellen. Klinische gegevens en conventioneel beeldvormend onderzoek met MRI bieden echter beperkt inzicht in vroege pathologische processen. Geavanceerde MRI-technieken kunnen bijdragen aan vroege detectie, verfijnde prognostiek en gepersonaliseerde behandeling. Tijdens het EAN-congres 2025 werden resultaten gepresenteerd van een 12-jarige longitudinale studie naar vroege klinische en MRI-indicatoren van langetermijnuitkomsten bij pediatrische MS. Daarbij zijn conventionele MRI-metingen gecombineerd met geavanceerde technieken, zoals volumetrie, choroïd plexus (CP)-analyse en beoordeling van normaal ogende witte stof (‘normal-appearing white matter’, NAWM).1

Studieopzet

In deze longitudinale cohortstudie werden patiënten met pediatrische MS en gezonde controles die vergelijkbaar waren wat betreft leeftijd en geslacht, geïncludeerd. Zowel bij aanvang van de studie als tijdens de follow-up werden klinische gegevens en geavanceerde MRI-metingen verzameld.

De klinische evaluatie omvatte de ‘Expanded Disability Status Scale’ (EDSS)-score, de classificatie van het klinische fenotype (relapsing-remitting of secundair progressief), het aantal en moment van optreden van relapsen, en het gebruik van ziekte-modificerende therapieën (‘disease-modifying treatments’, DMT’s), die werden onderverdeeld in matig- en hoog-effectieve therapieën (MET; HET). De belangrijkste uitkomstmaat was de ‘6-month confirmed disability worsening’ (6m-CDW). Deze werd gedefinieerd als een toename van de EDSS-score met 1,5 punt bij een uitgangsscore van 0, met 1,0 punt bij een uitgangsscore van minder dan 5,5, of met 0,5 punt bij een uitgangsscore van 5,5 of hoger. 

Het beeldvormend onderzoek met MRI bestond uit meerdere componenten. Ten eerste werd het volume van T2-hyperintense witte-stoflaesies in de hersenen bepaald. Daarnaast werden volumetrische metingen uitgevoerd van het totale hersenvolume, het thalamusvolume, het corticale volume, de laterale ventrikels en het volume van de CP, waarbij alle waarden werden genormaliseerd voor intracraniële grootte. Ook werd het aantal corticale laesies vastgesteld. Tot slot werden diffusie-eigenschappen van NAWM geanalyseerd aan de hand van fractionele anisotropie (FA), gemiddelde diffusiviteit, en axiale en radiale diffusiviteit. De aanwezigheid van ruggenmerglaesies werd retrospectief beoordeeld.

Resultaten

In totaal werden 52 patiënten met pediatrische MS en 23 gezonde controles in de analyse opgenomen. De mediane follow-upduur bedroeg 12,3 jaar, en de mediane leeftijd bij aanvang van de ziekte was 13,5 jaar. Aan het einde van de follow-up hadden 36 van de 52 patiënten met pediatrische MS (69%) een klinische relaps doorgemaakt. 

Bij de helft van de patiënten trad de eerste klinische relaps op binnen 4,7 jaar na aanvang van de studie (95%-BI: 2,6-7,0). De geschatte jaarlijkse relapsfrequentie was 0,13 (95%-BI: 0,10-0,17). Van de 43 patiënten die tijdens de follow-up met een DMT werden behandeld, stapten 25 (58%) over van een MET naar een HET. Een kortere tijd tot de eerste relaps werd in verband gebracht met een hoger aantal infratentoriële laesies (HR [95%-BI]: 1,09 [1,02-1,18]), de aanwezigheid van ruggenmerglaesies (HR [95%-BI]: 2,45 [1,18-5,10]), een groter volume van de CP (HR [95%-BI]: 1,58 [0,93-2,68]), en een kleiner thalamusvolume (HR [95%-BI]: 0,77 [0,60-0,99]). Behandeling met HET ging gepaard met een langere tijd tot de eerste relaps (HR [95%-BI]: 0,20 [0,06-0,68]).

Een hogere relapsfrequentie werd in verband gebracht met een hogere EDSS-score bij aanvang (HR [95%-BI]: 1,29 [0,96-1,73]), een groter volume van T2-hyperintense witte-stoflaesies in de hersenen (HR [95%-BI]: 1,52 [0,95-2,44]), de aanwezigheid van ruggenmerglaesies (HR [95%-BI]: 1,04 [1,01-1,06]), en een groter volume van de CP (HR [95%-BI]: 1,35 [1,00-1,83]). Ook hier ging behandeling met HET gepaard met een verminderd risico op een relaps (HR [95%-BI]: 0,21 [0,11-0,40]).

Aan het einde van de follow-up vertoonden 11 van de 52 patiënten (21%) 6m-CDW. Daarnaast was bij 18 van de 52 patiënten (35%) sprake van een verslechtering van de EDSS-score ten opzichte van de score bij aanvang van de studie. Na 5 jaar was 88% van de patiënten vrij van 6m-CDW, en na 10 jaar 84%.

Een kortere tijd tot het optreden van 6m-CDW werd in verband gebracht met een jongere leeftijd bij diagnose (HR [95%-BI]: 0,82 [0,68-0,98]) en met een lagere NAWM FA (HR [95%-BI]: 0,67 [0,51-0,88]). Ten slotte bleek een lagere NAWM FA ook voorspellend voor grotere EDSS-verslechtering bij follow-up (β [95% BI]: -0,26 [-0,50 tot -0,03]).

Conclusie

MRI-afwijkingen die wijzen op lokale en diffuse ontsteking en thalamusatrofie blijken belangrijke voorspellers van ongunstige langetermijnuitkomsten bij pediatrische MS. Daarentegen bieden hoog-effectieve therapieën bescherming tegen vroege relapsen en vertragen ze het optreden van klinische verslechtering. Deze bevindingen benadrukken het belang van vroege risicostratificatie en regelmatige monitoring met behulp van geavanceerde MRI-technieken om tijdig gepersonaliseerde behandelstrategieën te kunnen inzetten.

Referentie

  1. Rocca MA, et al. Early predictors of long-term clinical outcomes in pediatric multiple sclerosis: a 12-year longitudinal study. Gepresenteerd tijdens EAN 2025; abstract OPR-033.