DIAGNOSTIEK

Diagnostiek bij chronische duizeligheid

TNN - jaargang 125, nummer 2, maart 2024

dr. A.H. Hudepohl , dr. B. Jacobs , dr. B.W. Smits , drs. J.J. de Vries

SAMENVATTING

Chronische duizeligheid is een veelvoorkomende klacht. Het kan een uitdaging zijn, vooral bij oudere patiënten, om de juiste diagnose te stellen. Een gestructureerde aanpak door middel van een zorgvuldige anamnese en nauwkeurig lichamelijk en neurologisch onderzoek is dan ook belangrijk. Hierbij dient aandacht te zijn voor zowel somatische als functionele oorzaken. Drie veelvoorkomende aandoeningen die chronische, deels aanvalsgewijze duizeligheidsklachten kunnen veroorzaken zijn benigne paroxysmale positieduizeligheid (BPPD), vestibulaire migraine (VM) en persisterende positionele perceptieduizeligheid (PPPD). De behandeling van deze aandoeningen omvat respectievelijk repositioneringsmanoeuvres bij BPPD, medicamenteuze migraineprofylaxe bij VM, en vestibulaire oefentherapie, cognitieve gedragstherapie en/of eventueel een laaggedoseerde serotonine- of noradrenaline-heropnameremmer bij PPPD.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2024;125(2):73–81)

Lees verder

MRI in de foetale neurologie

TNN - jaargang 125, nummer 1, februari 2024

dr. L. Meylaerts , prof. dr. L. De Catte , dr. M. Aertsen

SAMENVATTING

Foetale MRI is uitgegroeid tot een standaard beeldvormingstechniek naast echografie voor de beoordeling van foetale neurologische afwijkingen. Het onderzoek bestaat voornamelijk uit T2-gewogen beeldvorming, maar ook andere sequenties (zoals diffusiegewogen sequenties) hebben hun plaats bij het onderzoek van het foetale centraal zenuwstelsel. MRI heeft de grootste waarde als aanvulling op neurosonografie uitgevoerd door een expert in het kader van congenitale infecties, ventriculomegalie, afwijkingen van de fossa posterior, neuralebuisdefecten of afwijkingen van het corpus callosum. De implementatie van meer geavanceerde technieken zal de impact van MRI op de prenatale diagnostiek en counseling nog verder beïnvloeden.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2024;125(1):32–40)

Lees verder

Radiologische follow-up van ongeruptureerde intracraniële aneurysmata

TNN - jaargang 124, nummer 8, december 2023

Y.M. Ruigrok , dr. I.C. van der Schaaf , dr. M.D.I. Vergouwen

SAMENVATTING

Bij patiënten met een ongeruptureerd intracranieel aneurysma kan worden besloten het aneurysma niet preventief endovasculair of neurochirurgisch te behandelen, maar in plaats daarvan radiologisch te vervolgen om eventuele aneurysmagroei te detecteren. Hierbij gaat de voorkeur uit naar follow-up met MRA-‘time of flight’, mits er geen contra-indicaties zijn voor MRI. Een recente Nederlandse kosteneffectiviteitsanalyse toonde aan dat bij patiënten bij wie het aneurysma voor de leeftijd van 65 jaar is ontdekt, jaarlijkse beeldvorming het meest kosteneffectief is. Jaarlijks scannen heeft echter een behoorlijke impact op de beschikbare middelen, en vooral bij kleine aneurysmata is het risico op groei laag. Vooralsnog lijkt het gerechtvaardigd om na enkele jaren van aneurysmastabiliteit de scanintervallen te verlengen naar bijvoorbeeld elke 2–3 jaar tot de leeftijd van 70–75 jaar, afhankelijk van de levensverwachting en comorbiditeit. Bij een groeiend aneurysma kan voor de inschatting van het ruptuurrisico gebruik worden gemaakt van de triple-S-score. Bij aneurysmagroei dient multidisciplinair overleg plaats te vinden waarin de voor- en nadelen van een preventieve aneurysmabehandeling tegen elkaar worden afgewogen.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2023;124(8):359–66)

Lees verder

Liquordiagnostiek bij een verdenking op een neurologische infectie

TNN - jaargang 124, nummer 7, november 2023

S.E. Olie , S.L. Staal , dr. M.C. Brouwer

SAMENVATTING

Neurologische infectieziekten hebben een brede differentiaaldiagnose, uiteenlopend van ziekten die vanzelf overgaan tot levensbedreigende aandoeningen, en het differentiëren tussen deze ziektebeelden kan een uitdaging zijn. Liquoronderzoek is hierbij essentieel, maar de conventionele liquorchemie is vaak onvoldoende om de oorzaak van een infectie te identificeren. Microbiologisch onderzoek in de liquor door middel van kweek en PCR is de hoeksteen van de diagnose van neurologische infecties, maar heeft een wisselende sensitiviteit en specificiteit. Innovatieve technieken zoals ‘metagenomic next-generation sequencing’ en ‘phage immunoprecipitation sequencing’ kunnen in de nabije toekomst mogelijk een oplossing bieden voor dit dilemma, maar de klinische toepasbaarheid is momenteel nog beperkt en de kosten zijn hoog.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2023;124(7):307–12)

Lees verder

Liquordiagnostiek 2.0

TNN - jaargang 124, nummer 7, november 2023

dr. J.R. Piet

SAMENVATTING

Ondanks adequate behandeling blijven bacteriële en virale meningo-encefalitis ernstige ziekten met een hoge mortaliteit en morbiditeit. Snelle onderkenning van de ziekte is essentieel. Het neurologisch adagium ‘time is brain’ geldt niet alleen voor het snel behandelen van patiënten met een herseninfarct, maar zeker ook bij patiënten met een ernstige herseninfectie. De klachten en verschijnselen waar patiënten zich mee presenteren zijn divers, en puur op basis van de anamnese en (neurologisch) onderzoek is de diagnose niet betrouwbaar te stellen. Klachten als hoofdpijn, koorts of een stijve nek komen immers ook voor bij onschuldige ziekten zoals griep. De klassieke trias van nekstijfheid, koorts en een gedaald bewustzijn komen maar bij minder dan de helft van de patiënten met een bacteriële meningitis voor.1

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2023;124(7):306)

Lees verder

Het onderscheid tussen chronische inflammatoire demyeliniserende polyneuropathie en ‘mimics’ in de klinische praktijk

TNN - jaargang 124, nummer 6, oktober 2023

drs. A.E. Baars , prof. dr. B.C. Jacobs , dr. P.W. Wirtz , dr. J. Venhovens , prof. dr. P.A. van Doorn , dr. K. Kuitwaard

SAMENVATTING

Het stellen van de diagnose chronische inflammatoire demyeliniserende polyneuropathie (CIDP) is uitdagend door de zeldzaamheid, heterogene klachtenpresentatie en het ontbreken van een specifieke diagnostische biomarker. Mede hierdoor komt het regelmatig voor dat de diagnose CIDP wordt gemist of ten onrechte wordt gesteld, wat grote gevolgen kan hebben voor de behandeling en prognose. Demyeliniserende kenmerken bij het zenuwgeleidingsonderzoek of een verhoogd eiwitgehalte in de liquor kunnen ook voorkomen bij op CIDP lijkende aandoeningen. Aan de hand van casuïstiek worden in dit artikel praktische handvatten geboden om onderscheid te maken tussen CIDP en een aantal belangrijke ‘mimics’: IgM anti-MAG (‘myelin-associated glycoprotein’)-polyneuropathie, auto-immuunnodopathie, en POEMS-syndroom (‘polyneuropathy, organomegaly, endocrinopathy, monoclonal gammopathy, skin changes’).

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2023;124(6):254–9)

Lees verder

Amyloïd-PET en tau-PET bij de ziekte van Alzheimer

TNN - jaargang 124, nummer 1, februari 2023

D. Visser MSc, dr. R. Ossenkoppele , dr. F. Bouwman , prof. dr. B.N.M. van Berckel , dr. E.G.B. Vijverberg

SAMENVATTING

Voor een accurate diagnose bij de ziekte van Alzheimer (AD) is het essentieel geïnformeerd te zijn over de onderliggende pathologie. Er zijn verschillende biomarkertechnieken waarmee de aanwezigheid van amyloïd- en tau-pathologie – de pathologische kenmerken van AD – kunnen worden aangetoond. Een daarvan is de nucleaire beeldvormende techniek positronemissietomografie (PET). Amyloïd-PET kan worden ingezet als amyloïdmaat wanneer AD als onderliggende oorzaak bij cognitieve klachten wordt overwogen. Het heeft een hoge negatief voorspellende waarde en, met name bij jongere patiënten, hoge positief voorspellende waarde. Daarnaast is amyloïd-PET een belangrijke maat in klinische trials, waarvoor wereldwijde procedures voor standaardisatie en harmonisatie zijn ontwikkeld. Tau-PET wordt tot op heden in Europa alleen nog ingezet voor onderzoeksdoeleinden, maar de recente goedkeuring van de FDA van de tau-specifieke tracer Tauvid© in de Verenigde Staten is een belangrijke stap richting klinische toepassing. Tau-PET heeft een hoge specificiteit, maar een lagere sensitiviteit voor met name vroege tau-stadia. Het zou diagnostisch kunnen worden ingezet als maat voor tau-pathologie wanneer AD als onderliggende pathologie voor cognitieve klachten wordt overwogen, met name bij oudere patiënten (waarbij de aanwezigheid van amyloïdpathologie inconclusief is). Daarnaast biedt tau-PET een goede manier om ziekteprogressie in beeld te brengen en kan het worden ingezet voor differentiaaldiagnostische en prognostische doeleinden. In diverse klinische trials is tau-PET een belangrijke uitkomst- of inclusiemaat. Wanneer verdere validatie (waaronder toepassing in heterogene klinische populaties en realiseren van standaardisatie- en harmonisatieprocedures) heeft plaatsgevonden, zal de toepassing in de klinische praktijk in Europa dichtbij zijn.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2023;124(1):32–8)

Lees verder