Prognostische waarde van wervelkolomlaesies bij vroege RRMS

oktober 2023 ECTRIMS 2023 Marjolein Haakman-Groot
Unrecognizable female patient entering a mri scan while technician standing and looking at her.
Markus Lauerer

In de afgelopen jaren zijn er aanwijzingen gevonden dat de aanwezigheid van laesies in de wervelkolom, zoals gezien op een MRI, geassocieerd is met een ernstig ziekteverloop bij MS. Bij de meeste studies bleef het onderzoek echter beperkt tot een klein deel van de wervelkolom. Daarnaast is er een heel bescheiden aantal studies dat een volumetrische analyse heeft uitgevoerd, waarbij de analyse vaak beperkt bleef tot de cervicale wervelkolom. Verder is er ook nog weinig onderzoek gedaan naar het type ziekteverslechtering dat is geassocieerd met deze laesies. Een nieuwe studie van Markus Lauerer (Technische Universiteit München, Duitsland) en collega’s trachtte hier verandering in te brengen. De resultaten werden gepresenteerd tijdens ECTRIMS 2023.

In de enkelcentrische, retrospectieve studie werden 204 mensen met vroege ‘relapsing-remitting’ MS (RRMS) geïncludeerd, van 18-60 jaar oud (mediaan: 34 jaar). Zij hadden een ziekteduur van minder dan 2 jaar, met een mediane ziekteduur van 19 dagen sinds diagnose. Deelnemers werden tot 5 jaar gevolgd. Het primaire eindpunt van de studie was het optreden van bevestigde ziekte-invaliditeitsaccumulatie, gedefinieerd als: een toename in de Expanded Disability Status Scale-score van 1,5 bij baseline EDSS van 0, EDSS-toename van 1 bij baseline EDSS 1,0-5,0, EDSS-toename van 0,5 bij baseline EDSS van >5,0. Deze toename moest 6 maanden na de initiële bevinding opnieuw bevestigd worden. Bij de ziekte-invaliditeitsverslechtering werd onderscheid gemaakt tussen relaps-geassocieerde verslechtering (‘relapse-associated worsening’, RAW) en ziekteprogressie  onafhankelijk van relaps-activiteit (‘progression independent of relapse activity’, PIRA). De wervelkolom werd op laesies onderzocht vanaf C2 tot de conus medullaris.

Resultaten

Van de 204 geïncludeerde patiënten werd bij 148 deelnemers minstens één wervelkolomlaesie gezien op de MRI bij aanvang van de studie. Er werd bevestigde ziekteverslechtering waargenomen bij 59 deelnemers. In de studie werd een sterke associatie gezien tussen de aanwezigheid van een laesie in de wervelkolom, zoals bepaald bij de start van de studie,  en het ontwikkelen van bevestigde ziekteverslechtering gedurende follow-up. Bij mensen zonder wervelkolomlaesies (n=56) trad bij 90% geen ziekteverslechtering op, bij de groep mét wervelkolomlaesies (n=148) trad bij iets meer dan 60% geen ziekteverslechtering op (oddsratio [95%-BI]: 5,8 [2,1-19,8]; p<0,001). 

FIGUUR 1. Relatie tussen het aantal wervelkolom-laesies en de kans op bevestigde ziekteverslechtering

Vervolgens werd onderzocht of er een relatie bestond tussen het aantal wervelkolomlaesies en de kans om ziekteprogressie door te maken. Hierbij werd rekening gehouden met de EDSS-score bij aanvang van de studie, leeftijd, geslacht, ziekteduur en het gebruik van een ziektemodulerende therapie. Hier werd gezien dat het aantal laesies bij de start van de studie positief correleerde met de kans op ziekteverslechtering gedurende de follow-upperiode (p<0,001). Wanneer werd gekeken naar alleen de laesies in de wervelkolom, bleef deze relatie statistisch significant (p<0,05).

Bij de patiënten met wervelkolomlaesies, waren dit bij 25 patiënten gevallen van RAW en bij 34 deelnemers ging het om PIRA. Bij mensen met PIRA werd gemiddeld gezien een hoger aantal wervelkolomlaesies geobserveerd in vergelijking met mensen die RAW doormaakten (p<0,05). Wanneer werd gekeken naar het volume van de wervelkolomlaesies was dit verschil ook significant: mensen die PIRA doormaakten, vertoonden een groter laesievolume dan mensen die RAW doormaakten (p<0,001).

Conclusie

In deze studie met mensen met vroege RRMS werd gezien dat circa driekwart van de deelnemers minstens één wervelkolomlaesie had bij  aanvang van de studie. RRMS-patiënten zonder wervelkolomlaesies vertoonden een laag risico op ziekteverslechtering in de eerste 5 jaar na diagnose. Mensen die PIRA doormaakten vertoonden gemiddeld gezien een hoger aantal wervelkolomlaesies en een groter laesievolume, in vergelijking met mensen die RAW doormaakten. Er werd geen duidelijk prognostisch voordeel van laesievolumetrie gezien over het tellen van het aantal laesies. De onderzoekers concluderen dat de aanwezigheid van wervelkolomlaesies is geassocieerd met een ongunstige prognose bij vroege MS. Dit effect is sterker dan met laesies in het brein.

Referentie

Lauerer M, et al. The prognostic value of spinal cord lesion measures in early relapsing-remitting multiple sclerosis. Gepresenteerd tijdens ECTRIMS 2023; abstract 414/O104.