TNN - jaargang 123, nummer 3, mei 2022
dr. J.A. Nij Bijvank , drs. S.N. Hof , dr. E.M.M. Strijbis , dr. J. Killestein , dr. A. Petzold , prof. dr. B.M.J. Uitdehaag
Het visuele systeem is vaak aangedaan bij multiple sclerose (MS). Met ‘optical coherency tomography’ (OCT) kan de dikte van verschillende lagen van het netvlies eenvoudig en accuraat worden gemeten. Deze retinale diktes geven een indruk van de schade aan het visuele systeem, maar kunnen ook inzicht geven in ziekteprocessen van het centrale zenuwstelsel op een meer globale schaal. Na een episode van neuritis optica vindt verdunning plaats van de zenuwvezellaag en de ganglioncellaag van het netvlies. Retinale asymmetrie (relatief verschil in de dikte van deze lagen tussen de beide ogen) heeft een goede diagnostische accuraatheid voor het vaststellen van een doorgemaakte episode van neuritis optica. Op deze manier kan het meten van retinale diktes met OCT in de toekomst mogelijk een bijdrage leveren aan de diagnostische criteria van MS. Bij MSpatiënten vindt ook verdunning plaats van de retinale lagen onafhankelijk van het doormaken van een neuritis optica, die sneller gaat dan de atrofie bij gezonde personen. Deze atrofie is geassocieerd met hersenatrofie en algehele ziektebeperkingen bij MS. Ook heeft het een prognostische waarde in het voorspellen van ziekteprogressie. Nieuwe studies naar de behandeling van MS voegen metingen met OCT steeds vaker toe als (secundaire) structurele uitkomstmaat om het neuroprotectieve effect van een medicament te evalueren. Concluderend is OCT een snelle en non-invasieve manier om te kijken naar het ziekteproces van MS. De komende jaren zal duidelijk worden welke toepassing OCT krijgt in de klinische praktijk.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2022;123(2):121–8)
Lees verderTNN - jaargang 122, nummer 7, november 2021
dr. J. Killestein
Medicinale cannabis wordt wereldwijd uitgebreid voorgeschreven en gedoogd.1 Ondanks dat de noodzaak voor gedegen wetenschappelijk onderzoek breed wordt gedragen, neemt het gebruik, ook zonder de uitkomsten van dergelijk onderzoek af te wachten, eerder toe dan af.1
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2021;122(7):314–5)
Lees verderTNN - jaargang 122, nummer 3, mei 2021
drs. F.C. Loonstra , dr. E. Hoitsma , dr. Z.L.E. van Kempen , dr. J. Killestein , dr. J.P. Mostert , MS-werkgroep van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie
Begin 2020 zorgde de COVID-19-pandemie voor cruciale vragen en behandeldilemma’s bij multiple sclerose (MS), aangezien MS-patiënten door het gebruik van ziektemodulerende therapie (ZMT) tot een mogelijke risicogroep behoren. Verschillende cohorten hebben aangetoond dat de ernst van COVID-19 niet negatief beïnvloed lijkt te worden door ZMT’s, behoudens een mogelijk toegenomen risico op een ernstig beloop bij anti-CD20-therapieën. Voor inductietherapieën zoals alemtuzumab is nog onvoldoende informatie beschikbaar. Risicofactoren die zijn geassocieerd met een ernstig COVID-19-beloop bij MS zijn, net als in de algemene COVID-19-populatie: hoge leeftijd, mannelijk geslacht en comorbiditeit (onder meer obesitas). MS-specifieke risicofactoren zijn hoge invaliditeit, progressieve MS en recente (<1 maand) intraveneuze toediening van methylprednisolon. Op basis van de huidige data lijkt er geen relatie te zijn tussen ZMT-geïnduceerde lymfocytopenie en ernst van COVID-19. Momenteel lopen er meerdere onderzoeken naar immuniteit na een infectie met ‘severe acute respiratory syndrome coronavirus 2’ en na vaccinaties bij MS-patiënten die met ZMT’s worden behandeld.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2021;122(3):98-105)
Lees verderTNN - jaargang 122, nummer 1, februari 2021
dr. J. Smolders , dr., ir. J.J.A. de Beer , dr. S.T.F.M. Frequin , K. Harrison , drs. B.J.A. van Hoeve , dr. E. Hoitsma , dr. E.L.J. Hoogervorst , dr. J. Killestein , drs. A.W. Lenderink , dr. B. Moraal , dr. J. Mostert , drs. T.A.M. Siepman , D.T. Witte , dr. B.A. de Jong
De afgelopen jaren zijn verschillende nieuwe ziektemodulerende therapieën voor multiple sclerose geïntroduceerd. Daarbij is de visie op de optimale behandeling van multiple sclerose veranderd. Een proactieve aanpak om inflammatoire ziekteactiviteit tijdig op te sporen is nodig, maar daarnaast is goede controle noodzakelijk om bijwerkingen en risico’s van therapieën te beheersen. Recentelijk is het richtlijnaddendum Ziektemodulerende behandeling van multiple sclerose bij volwassenen van de Nederlandse Vereniging voor Neurologie verschenen. In dit artikel worden een aantal conceptuele onderbouwingen uit deze richtlijn uiteengezet, en worden enkele praktische adviezen besproken.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2021;122(1):17-21)
Lees verderTNN - jaargang 115, nummer 1, maart 2014
J.A.G. Geelen , D.J. Heersema , dr. B. Jelles , dr. J. Killestein , dr. E.Th.L. van Munster , H. van Veenendaal , prof. dr. L.H. Visser
In december 2012 verscheen de Nederlandse richtlijn multiple sclerose. Deze richtlijn heeft als doel de zorg voor patiënten met deze aandoening te verbeteren. De richtlijn beslaat diagnostiek en behandeling van multiple sclerose. In dit artikel worden de belangrijkste onderdelen van deze richtlijn besproken.
(Tijdschr Neurol Neurochir 2014;115:32-6
TNN - jaargang 113, nummer supplement 4, augustus 2012
M.T. Wijburg , dr. B.W. van Oosten , dr. J. Killestein
In de afgelopen jaren is duidelijk geworden dat het doorgemaakt hebben van myasthenia gravis leidt tot een een sterk vergrote kans op het ontwikkelen van neuromyelitis optica, soms vele jaren later. Het specifieke neuro-immunologische mechanisme dat de relatie tussen deze twee ziektes verklaart is echter nog niet volledig opgehelderd. Aan de hand van een patiënt die meer dan 20 jaar na het ontstaan van myasthenia gravis neuromyelitis optica ontwikkelde, bespreken wij de meest recente inzichten. Daarnaast presenteren wij de ontwikkelingen op het gebied van behandeling van neuromyelitis optica.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2012;113:216-20)
TNN - jaargang 113, nummer 2, april 2012
G.J.D. Hengstman , prof. dr. R.M.M. Hupperts , dr. E.Th.L. van Munster , drs. T.A.M. Siepman , dr. S.T.F.M. Frequin , B. de Jong , dr. J. Killestein , E.A.C.M. Sanders
Fingolimod is het eerste orale immuunmodulerende middel dat geregistreerd is voor de behandeling van relapsing remitting multipele sclerose. Naast een duidelijk gunstig effect op het beloop van multipele sclerose heeft het middel ook enkele potentieel nadelige effecten waarmee men in de dagelijkse praktijk rekening moet houden. Zo dient er aandacht te zijn voor het optreden van bradycardieën en atrioventriculaire geleidingsstoornissen na de eerste gift, macula-oedeem, een verhoogde kans op met name herpesinfecties, huidmaligniteiten, gestoorde leverfuncties, hypertensie en een verminderde longfunctie. In een consensusbijeenkomst is door een groep van neurologen met bijzondere expertise op het gebied van multipele sclerose een praktische richtlijn opgesteld omtrent het veilig en verantwoord gebruik van dit middel. Deze richtlijn is voor zover mogelijk gebaseerd op gegevens verkregen uit diverse klinische studies.
(Tijdschr Neurol Neurochir 2012;113:82-9)
Om de beste ervaringen te bieden, gebruiken wij en onze partners technologieën zoals cookies om informatie over het apparaat op te slaan en/of te openen. Toestemming voor deze technologieën stelt ons en onze partners in staat om persoonlijke gegevens zoals surfgedrag of unieke ID's op deze site te verwerken en om gepersonaliseerde en niet-gepersonalisserde advertenties te tonen. Indien u geen toestemming geeft of deze intrekt, kan dit invloed hebben op bepaalde functies.
Klik hieronder om in te stemmen met het bovenstaande of om specifieke keuzes te maken. Uw keuzes zullen alleen worden toegepast op deze site. U kunt uw instellingen te allen tijde wijzigen, inclusief het intrekken van uw toestemming, door gebruik te maken van de knoppen op het Cookiebeleid of door te klikken op de knop 'Toestemming beheren' onderaan het scherm.