NEUROLOGIE

Licht traumatisch hoofdletsel bij ouderen – oorzaken en gevolgen

TNN - jaargang 120, nummer 6, december 2019

dr. G. Hageman , dr. M.E. de Koning , dr. G. Roks , dr. J. Nihom , prof. dr. J. van der Naalt

SAMENVATTING

Jaarlijks bezoeken in Nederland bijna 100.000 mensen van 65 jaar of ouder een afdeling Spoedeisende Hulp (SEH) na een valongeval. Ongeveer de helft van hen wordt in het ziekenhuis opgenomen. Bij 15% van alle valongevallen bij ouderen is sprake van traumatisch hoofdletsel. Dit artikel beschrijft een onderzoek bij 211 ouderen met licht traumatisch hoofdletsel na een val, die zich presenteerden op de SEH van 1 van de 3 deelnemende Nederlandse ziekenhuizen. In dit artikel worden de traumamechanismen en de rol van onderliggende oorzaken zoals medicatiegebruik en comorbiditeit beschreven. Verder wordt ingegaan op mogelijke preventieve maatregelen voor ouderen.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2019;120(6):207–11)

Lees verder

De ‘minimum clinically important difference’ (MCID): een te weinig gebruikte uitkomstmaat binnen de neurologie

TNN - jaargang 120, nummer 5, oktober 2019

dr. T.H.P. Draak , dr. B.T.A. de Greef , prof. dr. C.G. Faber , prof. dr. I.S.J. Merkies

SAMENVATTING

De laatste jaren worden de nadelen van het enkel kijken naar statistische significantie meer en meer bekend bij zowel onderzoekers als clinici. Steeds vaker wordt daarom ook gevraagd naar de klinische relevantie van onderzoeksresultaten. In de praktijk blijkt echter dat veel neurologen moeite hebben met het op een juiste manier interpreteren van de klinische relevantie van onderzoeksresultaten of het zelf opstellen van klinisch relevante uitkomstmaten voor hun trials. Een in de literatuur steeds meer opkomende term voor het bepalen van klinische relevantie is de ‘minimum clinically important difference’ (MCID), oftewel het kleinst mogelijke verschil dat klinisch belangrijk is. Dit artikel is een handreiking om meer grip te krijgen op deze term. De ontstaanswijze en ontwikkeling, de methoden hoe een MCID op te stellen en de bijbehorende valkuilen worden beschreven. Ten slotte wordt het gebruik van de MCID in de dagelijkse praktijk en bij het opzetten en kritisch beoordelen van trials besproken.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2019;120(5):167–73)

Lees verder

Veranderende epidemiologie van -meningitis bij Volwassenen

TNN - jaargang 120, nummer 4, augustus 2019

S.M. Uniken Venema , dr. E.M. Vriens , dr. S.F.T. Thijsen

SAMENVATTING

Als gevolg van het vaccineren tegen Haemophilus influenzae, Neisseria meningitidis en Streptococcus pneumoniae daalt het aantal patiënten met een bacteriële meningitis in Nederland. Hierdoor is een lichte stijging te zien in het aandeel van L. monocytogenes als verwekker van bacteriële meningitis bij volwassenen. Deze ontwikkeling onderstreept het belang van de huidige richtlijn om bij verdenking op bacteriële meningitis laagdrempelig antibiotica tegen L. monocytogenes te geven. Bij patiënten met een verhoogd risico op een invasieve L. monocytogenes-infectie, zoals ouderen, immuungecompromitteerde patiënten en patiënten met kanker, adviseren we om L. monocytogenes in de differentiaaldiagnose op te nemen, hier diagnostiek naar te doen en eventueel gericht te behandelen wanneer deze patiënten zich presenteren met sepsis zonder bekende oorzaak.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2019;120(4):128-32)

Lees verder

Editorial: Tijdige en correcte diagnose van FTD is cruciaal

TNN - jaargang 120, nummer 3, juni 2019

prof. dr. Y.A.L. Pijnenburg

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2019;120(3):85–6)

Lees verder

Frontotemporale dementie: een uitdaging in de klinische praktijk

TNN - jaargang 120, nummer 3, juni 2019

drs. E.L. van der Ende , dr. E. van den Berg , dr. H. Seelaar , dr. M.P. Coesmans , prof. dr. M.W. Vernooij , prof. dr. J.C. van Swieten

SAMENVATTING

Frontotemporale dementie (FTD) is een neurodegeneratieve aandoening met een heterogene symptomatologie. De meest voorkomende vormen zijn de gedragsvariant en de taalvarianten. FTD is geassocieerd met amyotrofe lateraalsclerose. Bovendien behoren progressieve supranucleaire parese en corticobasale degeneratie tot hetzelfde klinisch-pathologische spectrum. Het onderscheid met psychiatrische en andere neurodegeneratieve aandoeningen kan moeilijk zijn. Een correcte diagnose is van groot belang voor de begeleiding van de patiënt en mantelzorger(s). Bij 10–20% van alle FTD-patiënten is sprake van een autosomaal-dominant overervende DNA-mutatie, meestal in de genen GRN, MAPT of C9orf72. Naast een MRI van de hersenen en neuropsychologisch onderzoek kan een FDG-PET-scan en/of lumbaalpunctie bijdragend zijn in de diagnostiek. Biomarkers ter ondersteuning van de klinische diagnose FTD en als surrogaatuitkomstmaten in toekomstige medicatietrials zijn de afgelopen tijd sterk in ontwikkeling. Naast begeleiding door een casemanager en opvang in centra voor (jong) dementerenden, kan medicamenteuze behandeling verlichting van de gedragsproblemen geven.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2019;120(3):87–93)

Lees verder

Facioscapulohumerale spierdystrofie: stand van zaken

TNN - jaargang 120, nummer 2, april 2019

K. Mul , E. Abel , dr. J.T. Groothuis , dr. C. Erasmus , dr. U.A. Badrising , dr. N. van der Stoep , prof. dr. ir. S.M. van der Maarel , prof. dr. G.W.A.M. Padberg , prof. dr. B.G.M. van Engelen , dr. N.C. Voermans , namens het FSHD-expertisecentrum

SAMENVATTING

Facioscapulohumerale spierdystrofie (FSHD), een van de meest voorkomende spierziekten, erft meestal autosomaal dominant over en is progressief. Door onvolledige penetrantie en de-novomutaties kan de familieanamnese negatief zijn. Veelal manifesteren de symptomen zich bij personen tussen 15 en 30 jaar oud, hoewel dit varieert van de kinderleeftijd tot ouder dan 60 jaar. De ziekte wordt gekenmerkt door asymmetrische zwakte van de spieren van het gelaat en de schoudergordel. Bij veel patiënten zijn spieren van de romp en de benen eveneens aangedaan. Er bestaat een grote variatie in ernst van de symptomen en het ziekteverloop. Anamnese en lichamelijk onderzoek vormen de basis voor het stellen van de diagnose. Zeker wanneer de symptomen mild zijn, kan FSHD moeilijk te herkennen zijn. Genetische diagnostiek kan de diagnose FSHD bevestigen. Er zijn nog geen medicamenteuze behandelingen beschikbaar. Revalidatie kan veel aspecten van het functioneren optimaliseren, vermoeidheid verminderen, en de participatie in de maatschappij en de kwaliteit van leven verhogen.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2019;120(2):45–52)

Lees verder

Zikavirus en arthrogryposis

TNN - jaargang 120, nummer 1, februari 2019

prof. dr. R.J. Vermeulen

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2019;120(1):3)

Lees verder