NEUROLOGIE

Screening op intracraniële aneurysmata bij personen met eerstegraads familieleden met een doorgemaakte aneurysmatische subarachnoïdale bloeding

TNN - jaargang 119, nummer 3, juni 2018

Y.M. Ruigrok , prof. dr. G.J.E. Rinkel

SAMENVATTING

Een subarachnoïdale bloeding uit een gebarsten intracranieel aneurysma (aSAB) treft relatief jonge mensen (gemiddelde leeftijd 50 jaar) en heeft een slechte prognose; 35% van de patiënten overlijdt. Hierdoor leidt aSAB op bevolkingsniveau tot een groot verlies van productieve levensjaren en tot hoge socio-economische kosten. De belangrijkste personen met een verhoogd risico op aSAB zijn degenen met een familiaire belasting voor aSAB. Voor mensen met een familiaire belasting is preventie van aSAB mogelijk door screening met MRA op nog ongeruptureerde intracraniële aneurysmata (OIA’s) en preventieve behandeling van de gevonden OIA’s. Modelmatige studies hebben aangetoond dat screening kosteneffectief is bij mensen met een familiaire belasting. Bij personen met 2 of meer aangedane eerstegraads familieleden met een doorgemaakte aSAB is seriële screening elke 5 jaar kosteneffectief bij personen tussen de 20 en 70–80 jaar. Recent onderzoek toont aan dat screening ook kosteneffectief is bij personen met maar 1 aangedaan eerstegraads familielid met een doorgemaakte aSAB als deze screening tweemaal in het leven rond de leeftijd van 40 en 55 jaar wordt verricht. Familieleden van aSAB-patiënten moeten gewezen worden op het verhoogde risico op aSAB, en op de mogelijkheid en de voor- en nadelen van screening. Deze uitbreiding van het aantal familieleden van aSAB-patiënten die in aanmerking komen voor screening zal leiden tot uitdagingen bij de implementatie, vanwege het toenemende aantal consulten voor het bespreken van voor- en nadelen van screenen, het toenemende aantal MRA’s, en het toenemende aantal OIA’s dat gevonden en behandeld zal worden.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(3):95–100)

Lees verder

Ingezonden brief

TNN - jaargang 119, nummer 3, juni 2018

I.P. Miah , D.C. Holl , prof. dr. W.C. Peul , prof. dr. C.M.F. Dirven , van Kooten , dr. V. Volovici , drs. K.H. Kho , H.M. den Hertog , H.F. Lingsma , dr. R. Dammers , dr. N.A. van der Gaag , dr. K. Jellema , namens de Dutch Chronic Subdural Hematoma Research Group (DSHR)

Lees verder

‘Transcranial focused ultrasound’

TNN - jaargang 119, nummer 2, april 2018

dr. T. Decramer , prof. dr. P. Janssen , prof. dr. T. Theys

SAMENVATTING

‘Transcranial focused ultrasound’ (tFUS) is een nietinvasieve techniek waarbij ultrasone golven geconcentreerd worden op een gebied in de hersenen, waardoor er zeer lokaal een hoge energie-afgifte ontstaat. De laatste jaren is deze techniek aan een opmars bezig, omdat de ultrasone golven op een betrouw bare manier intracranieel geconcentreerd kunnen worden. Bij hoge energiewaarden ontstaat daarbij een laesie. Onder deze vorm wordt tFUS momenteel reeds klinisch gebruikt als alternatief voor ‘deep brain stimulation’ (‘MR guided FUS’). Bij lage energiewaarden onstaat een transiënt neuromodulatie-effect, door het focaal beïnvloeden van ionkanalen, wat momenteel experimenteel gebruikt wordt.

Naast de effecten op het neurale weefsel kan met deze techniek eveneens op transiënte wijze de bloed-hersenbarrière geopend worden, wat gerichte geneesmiddelafgifte mogelijk maakt. tFUS is een veelbelovende techniek die potentieel toepasbaar is bij diverse aandoeningen van het zenuwstelsel en in de toekomst meer en meer gebruikt zal worden.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(2):40–5)

Lees verder

Chronisch subduraal hematoom; is behandeling met dexamethason wel of niet geïndiceerd?

TNN - jaargang 119, nummer 1, februari 2018

R.C. Kerssies , dr. K.S. Han , T.W.M. Raaijmakers

SAMENVATTING

De rol van corticosteroïden bij de behandeling van patiënten met een chronisch subduraal hematoom (CSDH) is niet duidelijk. Sommigen veronderstellen dat corticosteroïden een rol spelen in het lokale proces van ontsteking en oedeemvorming, waardoor het CSDH en de klinische symptomen mogelijk sneller afnemen en hiermee een operatie uitgesteld of zelfs vermeden kan worden. Er zijn tot op heden geen landelijke richtlijnen of protocollen die voldoende wetenschappelijk onderbouwde behandelrichting geven. In de dagelijkse praktijk wordt deze behandeling door neurologen en neurochirurgen dan ook zeer wisselend toegepast. Om meer duidelijkheid te verkrijgen over de positieve en negatieve aspecten van de behandeling met corticosteroïden is een systematische literatuurstudie uitgevoerd.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(1):3–12)

Lees verder

De mobiele beroerteeenheid in de behandeling van acute beroerte

TNN - jaargang 119, nummer 1, februari 2018

J. Demeestere , prof. dr. V. Thijs , prof. dr. R. Lemmens

SAMENVATTING

Trombolyse als behandeling van een herseninfarct dient zo snel mogelijk na het begin van de symptomen toegediend te worden, gezien het therapeutisch effect tijdsafhankelijk is. Nadat een patiënt met een mogelijke ischemische beroerte op de afdeling Spoedeisende Hulp aankomt, wordt daarom de diagnostiek zo snel als mogelijk uitgevoerd om deze behandeling binnen het kortst mogelijke tijdsinterval te kunnen starten. Een alternatief zou kunnen zijn om de behandeling al te starten voordat de patiënt naar het ziekenhuis wordt vervoerd. Hiervoor is de mobiele beroerte-eenheid ontwikkeld: een ambulance uitgerust met een CT-scanner die als behandelingseenheid naar de patiënt toegebracht wordt. Het gebruik van een mobiele beroerte-eenheid is veilig en resulteert in een toename van het aantal met trombolyse behandelde patiënten en een afname van het tijdsinterval tussen het begin van de symptomen en start van de behandeling. In de komende jaren worden de resultaten verwacht van gerandomiseerde studies die de uitkomst van patiënten in het conventionele zorgtraject gaan vergelijken met patiënten die behandeld worden in een mobiele beroerte-eenheid.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2018;119(1):13–20)

Lees verder

‘Sudden unexpected death in epilepsy’ (SUDEP)

TNN - jaargang 118, nummer 4, december 2017

M. van der Lende , S. Shmuely , prof. dr. E.M.A. Aronica , dr. R.D. Thijs

SAMENVATTING

‘Sudden unexpected death in epilepsy’ (SUDEP) verwijst naar een plots en onverwacht overlijden van iemand met epilepsie waarvoor bij obductie geen doodsoorzaak wordt gevonden. SUDEP is de meest voorkomende direct aan epilepsie gerelateerde doodsoorzaak. De incidentie kan oplopen tot 9 per 1.000 persoonsjaren. Mensen met therapieresistente epilepsie en frequente tonisch-clonische aanvallen lopen het grootste risico. De pathofysiologie is nog onduidelijk, maar vermoedelijk zijn er meerdere uitlokkende of bijdragende factoren in het spel. SUDEP treedt meestal ’s nachts op en zonder getuigen. Slachtoffers worden vaak in hun bed aangetroffen met aanwijzingen van een doorgemaakte epileptische aanval, zoals een tongbeet of urine-incontinentie. Er zijn nog geen bewezen preventieve maatregelen, en op dit moment is het optimaal behandelen van tonisch-clonische aanvallen de beste methode om het risico op SUDEP te verkleinen. Het is belangrijk om SUDEP met patiënten en families te bespreken, met name bij hoogrisicopatiënten.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2017;118(4):128–34)

Lees verder

Beoordeling van rijgeschiktheid in de neurologie — meer dan alleen epilepsie

TNN - jaargang 118, nummer 4, december 2017

dr. G. Hageman , dr. W.A. Hofstra , M.I. van Buren-Schukkink , dr. M.S.E. van Hout , drs. R.A. Bredewoud , dr. J. Nihom

SAMENVATTING

Autorijden is een complexe taak die coördinatie van visuele en motorische functies met cognitieve vaardigheden vraagt. Rijgeschiktheid kan veranderen na een medische gebeurtenis of aandoening. Ongeveer de helft van de patiënten die een herseninfarct of ernstig hoofdtrauma doormaken, een derde van de patiënten met de ziekte van Parkinson en een kwart van de patiënten met een milde cognitieve stoornis (MCI) of beginnende dementie is niet (meer) in staat veilig auto te rijden. Eén tot 2 op de 1.000 verkeersongevallen wordt veroorzaakt door een plotselinge functiestoornis bij een bestaande aandoening van de bestuurder. In dit artikel komen voorspellende factoren die bij de beoordeling van de patiënt in de spreekkamer behulpzaam kunnen zijn bij de implementatie van de wettelijke regels, aan bod. De rijtest praktische rijgeschiktheid blijft echter het ultieme instrument om een uitspraak te doen over rijgeschiktheid in geval van motorische, cognitieve en visuele functiestoornissen. Aan de orde komen hogere corticale functiestoornissen, neglect, afasie, Clinical Dementia Rating (CDR)-score, OPS-vragenlijst, frontale symptomen en gedragsproblemen. Motorische functiestoornissen kunnen vaak worden gecompenseerd door aanpassingen in de auto, en visuele stoornissen zoals een hemianopsie door specifieke kijktraining. Veel patiënten beschouwen zichzelf ten onrechte als veilige rijder. De mening van de partner of familie van de patiënt betreffende diens rijgeschiktheid blijkt objectiever en is van groot belang bij de beoordeling. Neuropsychologisch onderzoek is vooral van belang bij MCI en beginnende dementie, in combinatie met anamnese en eventueel een simulatorrijtest, maar heeft een beperkte waarde in de voorspelling van rijgeschiktheid bij andere aandoeningen.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2017;118(4):135–44)

Lees verder