NEUROLOGIE

Beoordeling van rijgeschiktheid in de neurologie — meer dan alleen epilepsie

TNN - jaargang 118, nummer 4, december 2017

dr. G. Hageman , dr. W.A. Hofstra , M.I. van Buren-Schukkink , dr. M.S.E. van Hout , drs. R.A. Bredewoud , dr. J. Nihom

SAMENVATTING

Autorijden is een complexe taak die coördinatie van visuele en motorische functies met cognitieve vaardigheden vraagt. Rijgeschiktheid kan veranderen na een medische gebeurtenis of aandoening. Ongeveer de helft van de patiënten die een herseninfarct of ernstig hoofdtrauma doormaken, een derde van de patiënten met de ziekte van Parkinson en een kwart van de patiënten met een milde cognitieve stoornis (MCI) of beginnende dementie is niet (meer) in staat veilig auto te rijden. Eén tot 2 op de 1.000 verkeersongevallen wordt veroorzaakt door een plotselinge functiestoornis bij een bestaande aandoening van de bestuurder. In dit artikel komen voorspellende factoren die bij de beoordeling van de patiënt in de spreekkamer behulpzaam kunnen zijn bij de implementatie van de wettelijke regels, aan bod. De rijtest praktische rijgeschiktheid blijft echter het ultieme instrument om een uitspraak te doen over rijgeschiktheid in geval van motorische, cognitieve en visuele functiestoornissen. Aan de orde komen hogere corticale functiestoornissen, neglect, afasie, Clinical Dementia Rating (CDR)-score, OPS-vragenlijst, frontale symptomen en gedragsproblemen. Motorische functiestoornissen kunnen vaak worden gecompenseerd door aanpassingen in de auto, en visuele stoornissen zoals een hemianopsie door specifieke kijktraining. Veel patiënten beschouwen zichzelf ten onrechte als veilige rijder. De mening van de partner of familie van de patiënt betreffende diens rijgeschiktheid blijkt objectiever en is van groot belang bij de beoordeling. Neuropsychologisch onderzoek is vooral van belang bij MCI en beginnende dementie, in combinatie met anamnese en eventueel een simulatorrijtest, maar heeft een beperkte waarde in de voorspelling van rijgeschiktheid bij andere aandoeningen.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2017;118(4):135–44)

Lees verder

Chronische idiopathische axonale polyneuropathie: stand van zaken

TNN - jaargang 118, nummer 3, september 2017

dr. J.K. Warendorf , dr. N. Visser , prof. dr. N.C. Notermans , dr. A.F.J.E. Vrancken

SAMENVATTING

Chronische idiopathische axonale polyneuropathie (CIAP) is een langzaam progressieve polyneuropathie, zonder bekende oorzaak. De incidentie neemt toe met de leeftijd. De aandoening leidt niet tot rolstoelafhankelijkheid, maar geeft wel een vermindering van de kwaliteit van leven en beperkingen in het dagelijks leven. Aangetoonde risicofactoren zijn onder andere het metabool syndroom en in het bijzonder hypertensie en abdominale obesitas. Er bestaat nog onduidelijkheid over andere risicofactoren, zoals statinegebruik en blootstelling aan vitamine B6. Onderzoeken tot nu toe lijken vooral een microvasculaire etiologie te ondersteunen. Er is geen bewezen curatieve behandeling voor CIAP.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2017;118(3):87–93)

Lees verder

‘Transient epileptic amnesia’: een casus en literatuuroverzicht

TNN - jaargang 118, nummer 3, september 2017

dr. S. Thissen , dr. M.C.G. Vlooswijk , dr. M.P.H. Hendriks , prof. dr. H.J.M. Majoie

SAMENVATTING

Transient epileptic amnesia’ (TEA) wordt gezien als een weinig voorkomende vorm van temporaalkwabepilepsie, gekarakteriseerd door aanvallen van specifieke amnesie door epileptische activiteit (ictaal of postictaal). TEA treft voornamelijk mannen boven de 40 jaar. Aanvallen duren korter dan 60 minuten en komen dagelijks tot enkele keren per jaar voor. Bij 81% bestaan er naast ictale amnesie bijkomende geheugenklachten waaronder versneld vergeten op lange termijn (‘accelerated long-term forgetting’), autobiografische amnesie en topografische amnesie. Deze geheugenklachten worden vaak niet geobjectiveerd met een standaard neuropsychologisch onderzoek. De diagnose is voor een belangrijk deel gebaseerd op de aanvalsomschrijving. Een EEG na slaapdeprivatie toont in de meerderheid van de gevallen epileptiforme afwijkingen. Er moet een MRI verricht worden ter uitsluiting van een onderliggende oorzaak. TEA moet differentiaaldiagnostisch van recidiverende ‘transient global amnesia’, psychogene niet-epileptische aanvallen met amnesie en een ‘transient ischemic attack’ onderscheiden worden. Monotherapie is vaak zeer effectief. Bij 73–96% wordt aanvalsvrijheid bereikt. Indien de epilepsie onder controle is, blijven de interictale geheugenklachten stabiel, of verminderen.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2017;118(3):94–100)

Lees verder

Cerebrovasculaire complicaties rondom de zwangerschap

TNN - jaargang 118, nummer 2, juni 2017

M.P.J. van de Kerkhof , dr. J.M. de Haan-Jebbink , dr. M.E.S. Sprengers , prof. dr. S. Middeldorp , dr. J.M. Coutinho

SAMENVATTING

Cerebrovasculaire aandoeningen zijn zeldzame complicaties tijdens en na de zwangerschap met een hoge morbiditeit en mortaliteit. Herseninfarcten en hersenbloedingen komen ongeveer even vaak voor en rondom de partus is het risico het hoogst. Bij veel patiënten is sprake van een onderliggende aandoening, zoals pre-eclampsie. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de verschillende cerebrovasculaire complicaties die voor kunnen komen bij zwangere vrouwen. Ook worden praktische adviezen gegeven over de diagnostiek en behandeling bij deze patiëntengroep, waaronder het gebruik van reperfusietherapie bij een herseninfarct.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2017;118(2):47–53)

Lees verder

Juveniel parkinsonisme: een praktische aanpak

TNN - jaargang 118, nummer 2, juni 2017

L. van den Heuvel , dr. M.A.A.P. Willemsen , M. Schouten , dr. B.P.C. van de Warrenburg , dr. B. Post

SAMENVATTING

Parkinsonisme is een bekend klinisch syndroom, dat vaak veroorzaakt wordt door de ziekte van Parkinson. Als de symptomen voor de leeftijd van 21 jaar beginnen (juveniel parkinsonisme) is de differentiaaldiagnose uitgebreider en moeten er verschillende zeldzame ziektebeelden worden overwogen. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste differentiaaldiagnostische overwegingen bij juveniel parkinsonisme en een praktische leidraad voor de diagnostische ‘work-up’.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIRUR 2017;118(2):54–64)

Lees verder

De neuromusculaire manifestaties van glycogeenstapelingsziekten bij volwassenen

TNN - jaargang 118, nummer 1, maart 2017

dr. S. Arends , dr. P.W. Wirtz

SAMENVATTING

Glycogeenstapelingsziekten (GSD) vormen een groep van 16 erfelijke aandoeningen die gepaard kunnen gaan met een metabole myopathie. De meest voorkomende typen zijn de ziekte van Pompe (GSD type 2) en de ziekte van McArdle (GSD type 5). Symptomen kunnen zich manifesteren op zowel de kinder- als de volwassen leeftijd met inspanningsintolerantie, het ‘second-wind’-fenomeen, myoglobulinurie en/of spierzwakte. Er staan de clinicus verschillende diagnostische testen ter beschikking, waarbij de keuze welke diagnostische testen worden verricht en in welke volgorde afhangt van de differentiaaldiagnose. Hun diagnostische waarde en interpretatie worden in dit artikel besproken. De stand van zaken met betrekking tot behandeling van GSD’s komt aan de orde, met speciale aandacht voor de enzymvervangende behandeling bij de ziekte van Pompe, die sinds 2006 beschikbaar is.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2017;118(1):10–7)

Lees verder

Occipitalezenuwstimulatie bij medicamenteus onbehandelbare chronische clusterhoofdpijn

TNN - jaargang 117, nummer 4, december 2016

dr. I.F. de Coo , dr. L.A. Wilbrink , dr. J. Haan , prof. dr. F.J.P.M. Huygen , prof. dr. M.D. Ferrari

Samenvatting

Ongeveer 15% van de patiënten met clusterhoofdpijn heeft de chronische vorm van clusterhoofdpijn, gekenmerkt door persisterende aanvallen zonder aanvalsvrije periodes van >1 maand in het laatste jaar. Een klein deel van deze groep patiënten heeft onvoldoende baat bij de beschikbare profylactische therapieën. Occipitalezenuwstimulatie lijkt een veelbelovende behandeling voor deze specifieke groep patiënten. In dit artikel gaan we nader in op de praktische en pathofysiologische aspecten van occipitalezenuwstimulatie bij medicamenteus onbehandelbare chronische clusterhoofdpijn.

(TIJDS NEUROL NEUROCHIR 2016;117(4):145-9)

Lees verder