NEUROLOGIE

Terugwinnen van zicht met Visuele Restitutie Therapie bij patiënten met hemianopsie

TNN - jaargang 115, nummer 2, juni 2014

R. Meijering , W.D. van der Zwaag , dr. J. Niewold

Samenvatting

Met behulp van Visuele Restitutie Therapie (VRT) kan een patiënt met gezichtsveldverlies (o.a. hemianopsie, quadrantanopsie, tunnelvisie) het blinde visuele veld, zoals gemeten met perimetrie, gedeeltelijk terugwinnen. De klinische relevantie van deze behandeling is nog niet geheel eenduidig, maar het lijkt erop dat het leidt tot een betere visus en kwaliteit van leven.
(Tijdschr Neurol Neurochir 2014;115:66-70)

Lees verder

Met Parkinson op (de) weg: criteria en evaluatie van rijgeschiktheid in België

TNN - jaargang 115, nummer 2, juni 2014

H. Devos , prof. dr. W. Vandenberghe , prof. dr. A. Nieuwboer , dr. M. Tant

Samenvatting

Neurologen worden vaak geconsulteerd om de rijgeschiktheid van personen met de ziekte van Parkinson te beoordelen. Deze rijgeschiktheidsbeoordeling wordt bemoeilijkt door de ambigue wetgeving, het gebrek aan concrete richtlijnen en beroepsethische conflicten. In dit artikel geven we een overzicht van de Belgische wetgeving, bespreken we de knelpunten in de rijgeschiktheidsevaluatie en stellen we een klinische testbatterij voor om de verwijzing door de neuroloog naar een rijgeschiktheidsentrum te vergemakkelijken.(Tijdschr Neurol Neurochir 2014;115:71-6)

Lees verder

Magnetoencefalografie en epilepsie

TNN - jaargang 115, nummer 1, maart 2014

E. Carrette , dr. K. Vonck , dr. P. Boon

Samenvatting

Magnetoencefalografie (MEG) is een functioneel beeldvormend onderzoek van de hersenen. Het meet op een niet-invasieve, directe manier de magnetische velden die gegenereerd worden door de elektrische activiteit in de hersenen. MEG wordt steeds vaker vernoemd binnen de prechirurgische evaluatie van patiënten met refractaire epilepsie. Dankzij de specifieke eigenschappen van magnetische velden is het op basis van MEG-signalen mogelijk om op een uitermate nauwkeurige manier bronlokalisatie uit te voeren en op die manier de origine van interictale epileptiforme ontladingen te bepalen. MEG blijkt sensitiever te zijn dan scalp elektroencefalografie voor het oppikken van deze ontladingen. Onderzoek toont aan dat het toevoegen van een MEG-onderzoek aan de prechirurgische evaluatie van refractaire epilepsiepatiënten bijkomende en onmisbare informatie oplevert. Daarenboven laat MEG toe eloquente cortex op basis van magnetische geëvoceerde velden op niet-invasieve wijze in beeld te brengen.
(Tijdschr Neurol Neurochir 2014;115:5-10)

Lees verder

Opportunistische infecties in het centraal zenuwstelsel bij hiv-1-infectie

TNN - jaargang 115, nummer 1, maart 2014

R.A. van Zoest , P. Portegies

Samenvatting

De introductie van gecombineerde antiretrovirale therapie (cART) heeft de mortaliteit en morbiditeit van de hiv-infectie spectaculair doen dalen. Een vergelijkbare trend is waargenomen in de incidentie van opportunistische infecties van het centraal zenuwstelsel (CZS). Ondanks de lage incidentie worden deze infecties nog wel gezien bij immunodeficiënte patiënten (CD4+ T-cellen < 0,20 × 109/liter). Bovendien is de differentiële diagnostiek complexer doordat, dankzij de verbeterde levensverwachting van hiv-patiënten, ook gewone neurologische aandoeningen als herseninfarcten, -bloedingen en -tumoren steeds vaker bij deze groep worden gezien. Nog altijd moet de diagnostiek snel en laagdrempelig worden uitgevoerd, zodat een behandeling direct kan worden ingesteld. Een goede samenwerking tussen neuroloog en internist-infectioloog is hierbij essentieel.
(Tijdschr Neurol Neurochir 2014;115:11-9)

Lees verder

Diepe hersenstimulatie bij de ziekte van Parkinson

TNN - jaargang 114, nummer 4, december 2013

R.A.J. Esselink

Lees verder

Diepe hersenstimulatie bij de ziekte van Parkinson

TNN - jaargang 114, nummer 4, december 2013

dr. V.J.J Odekerken , P. van den Munckhof , prof. dr. P.R. Schuurman , prof. dr. R.M.A. de Bie

Samenvatting

Diepe hersenstimulatie (‘deep brain stimulation’; DBS) voor de ziekte van Parkinson kan worden overwogen bij patiënten met medicatie-geïnduceerde responsfluctuaties wanneer aanpassingen in het medicatieschema onvoldoende helpen. DBS verbetert vooral de motorische symptomen die aanvankelijk goed op dopaminerge medicatie reageerden, zoals tremor, bradykinesie en rigiditeit. Daarnaast is de tijd die patiënten gedurende de dag in de ‘off’-fase doorbrengen na DBS korter. Bovendien kan de medicatie vaak worden verminderd na DBS. Dyskinesieën nemen af. De belangrijkste risico’s van DBS zijn een (zelden voorkomend) intracerebraal hematoom, infectie, apparatuurgerelateerde complicaties en cognitieve en/of gedragsstoornissen. Er zijn verschillende doelgebieden voor diepe hersenstimulatie onderzocht. De nucleus subthalamicus lijkt de meest effectieve keuze te zijn voor het verminderen van motorische symptomen en het verbeteren van het algemeen functioneren. Recent onderzoek heeft aangetoond dat ook in een vroegere fase van de ziekte, wanneer medicatie-geïnduceerde reponsfluctuaties beginnen op te treden, DBS beter werkt dan alleen medicatie voor het verminderen van de motorische symptomen en het verbeteren van de kwaliteit van leven. Hierdoor lijkt het aantal patiënten dat in aanmerking komt voor DBS toe te nemen.
(Tijdschr Neurol Neurochir 2013;114:143-8)

Lees verder

TIA’s: het diagnostische en organisatorische dilemma

TNN - jaargang 114, nummer 4, december 2013

H.M. den Hertog , P.J. Koudstaal

Samenvatting

Patiënten met een ‘transient ischemic attack’ (TIA) hebben 5% kans op een recidief TIA of beroerte in de eerste 2 dagen. Een TIA blijft een uitdagende diagnose die meestal is gebaseerd op de anamnese. Vroege diagnose en aanvullend onderzoek is van belang voor het snel starten met preventieve maatregelen. Recentelijk is gebleken dat de 24/7-TIA-service met zowel een poliklinische als klinische benadering leidt tot een afname van het aantal vasculaire complicaties. In dit artikel worden zowel de diagnostische als organisatorische dilemma’s bij patiënten met een TIA besproken.
(Tijdschr Neurol Neurochir 2013;114:149-53)

Lees verder