NEUROCHIRURGIE

Snijden of niet snijden?

TNN - jaargang 123, nummer 5, september 2022

dr. P. van Eijsden

SAMENVATTING

De vraag of je moet snijden is niet altijd eenvoudig te beantwoorden. In dit stuk wordt betoogd dat de chirurg voor goede indicatiestelling maar in beperkte mate kan terugvallen op het oordeel van de patiënt of objectieve parameters. Uiteindelijk zal de chirurg de verantwoordelijkheid moeten nemen om een oordeel te vellen. Daardoor spelen onvermijdelijk allerlei strikt persoonlijke overtuigingen en karaktereigenschappen van die chirurg mee. Om betere beslissingen te nemen, zullen chirurgen daarom bewust aandacht moeten besteden aan de ontwikkeling van dit interne kompas.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2022;123(5):205-9)

Lees verder

Volledig herstel van gezichtsvelduitval en meerdere aspecifieke symptomen na microchirurgische fenestratie van een pinealiscyste zonder hydrocefalus of syndroom van Parinaud

TNN - jaargang 123, nummer 4, june 2022

M.D. Dijkman MSc, drs. B.C.A.M. van Ginneken , dr. F.T. Kerkhoff , drs. J.J.A. Eijkenboom , dr. E.J. van Lindert

SAMENVATTING

Pinealiscystes zijn een veelvoorkomende bevinding op MRI-scans van de hersenen. Omdat de relatie tussen de cyste en het soms niet-specifieke klachtenpatroon van de patiënt vaak onduidelijk is, wordt veelal geen neurochirurgische behandeling overwogen indien er geen hydrocefalus of syndroom van Parinaud aanwezig is. In dit artikel wordt een 50-jarige patiënt gepresenteerd met verscheidene langdurige en invaliderende klachten, waaronder geobjectiveerd gezichtsveldverlies, zonder syndroom van Parinaud. Op MRI-opnamen is een pinealiscyste zichtbaar zonder ventriculomegalie. Na microchirurgische fenestratie van de cyste herstelden alle symptomen volledig, waaronder de gezichtsvelduitval. Verder wordt een kort literatuuroverzicht gegeven over de uitkomsten van neurochirurgische behandeling bij patiënten met pinealiscystes zonder hydrocefalus of Parinaud. Recentelijk werd in meerdere studies gerapporteerd dat in geval van langdurige, invaliderende, refractaire symptomen, waarbij geen andere oorzaak kan worden gevonden, microchirurgische fenestratie of excisie van de cyste in een groot deel van de patiënten symptoomreductie kan bewerkstelligen. Bij 17% van de patiënten treedt een complicatie op, waarbij dit in 4% van de gevallen tot chronische morbiditeit leidt. Concluderend kan bij patiënten met langdurige, invaliderende niet-specifieke klachten, waaronder een gezichtsvelddefect zonder alternatieve verklaring, een verwijzing naar de neurochirurg worden overwogen, ook in afwezigheid van hydrocefalus of klinisch evident tectum-mesencefalisyndroom.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2022;123(4):149–55)

Lees verder

De rol van embolisatie van de arteria meningea media in de behandeling van het chronisch subduraal hematoom

TNN - jaargang 123, nummer 2, april 2022

M. Foppen BSc, dr. R. van den Berg , dr. M. Slot , prof. dr. W.P. Vandertop , dr. D. Verbaan

SAMENVATTING

Het chronisch subduraal hematoom is een veelvoorkomende aandoening. Een afwachtend beleid kan een optie zijn voor patiënten met weinig klachten, en toediening van tranexaminezuur wordt momenteel onderzocht in klinische trials. Het merendeel van de patiënten met een chronisch subduraal hematoom wordt echter geopereerd. Een bekende complicatie van deze operatie is dat 10–30% van de patiënten een recidief ontwikkelt. De afgelopen jaren zijn enkele studies gepubliceerd over de waarde van embolisatie van de arteria meningea media als primaire of als additionele behandeling. In dit artikel wordt de rationale achter deze toepassing besproken en wordt toegelicht op welke manier embolisatie van de arteria meningea media bij patiënten met een chronisch subduraal hematoom kan worden toegepast. Tevens wordt een overzicht geboden van de resultaten van reeds gepubliceerde studies.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2022;123(2):62–9)

Lees verder

Embolisatie van de arteria meningea media bij het chronisch subduraal hematoom: veelbelovend…

TNN - jaargang 123, nummer 2, april 2022

prof. dr. W.M. van Zwam

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2022;123(2):61)

Lees verder

Nieuwe inzichten in traumatisch ‘central cord syndrome’

TNN - jaargang 123, nummer 1, februari 2022

prof. dr. J. Dejaegher , Z. Hunin

SAMENVATTING

Het ‘central cord syndrome’ (CCS) is een acuut traumatisch ruggenmergletsel, dat gekarakteriseerd wordt door een disproportioneel ernstigere motorische uitval in de bovenste ledematen in vergelijking met de onderste ledematen. Lange tijd werd het CCS als een uitzondering binnen de ruggenmergletsels gezien ten gevolge van de spontaan gunstige evolutie, en werd een chirurgische decompressie afgeraden indien er geen instabiele wervelkolomletsels waren. Deze conservatieve visie is de voorbije jaren grotendeels verlaten, zeker voor de ernstige vormen van CCS. De wetenschappelijke discussie heeft zich verlegd naar het inschatten van het optimale tijdstip van chirurgie. Dit artikel geeft een overzicht van de klinische aspecten, pathofysiologie en behandeling van het CCS, waarbij de rationale voor (vroegtijdige) chirurgische behandeling wordt ondersteund.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2022;123(1):13–8)

Lees verder

Intracraniële arterioveneuze malformaties tijdens zwangerschap

TNN - jaargang 122, nummer 8, december 2021

dr. mr. D.R. Buis , dr. R. van den Berg , dr. E. van Leeuwen , drs. H.M.P. Pelikan , dr. L. Koers , dr. M. Engelen , drs. E.S. Mandl , prof. dr. S. De Vleeschouwer , dr. K.M. Slot , drs. M.B. Lequin , prof. dr. W.P. Vandertop

SAMENVATTING

Zwangerschapswens bij een aangetoonde, niet-geruptureerde, intracraniële arterioveneuze malformatie (AVM) is op zichzelf niet een reden om het AVM te behandelen. De medische behandeling van een niet-geruptureerd AVM bij zwangere vrouwen bestaat vooral uit strikte controle van de bloeddruk en behandeling van insulten. Hoewel het risico op een bloeding tijdens de zwangerschap vrij klein is (2,65% per zwangerschap), is dit bij een zwangere vrouw wel iets verhoogd ten opzichte van een bloedingsrisico van circa 1,1% per jaar bij een niet-zwangere vrouw. Omdat er tijdens de partus geen verhoogd risico lijkt te zijn, kan het besluit tot een spontane bevalling of een sectio worden genomen op alleen obstetrische overwegingen. Zowel spinale als epidurale anesthesie is een veilige optie bij niet-geruptureerde AVM’s. Een besluit om met spoed neurochirurgisch in te grijpen is gebaseerd op algemene neurochirurgische principes, en wijkt niet af van de overwegingen buiten de zwangerschap.

Wanneer de diagnose AVM voor het eerst wordt gesteld als de vrouw al zwanger is, is dat bijna altijd naar aanleiding van een intracerebrale bloeding. Een CT-angiografie is dan het aangewezen onderzoek om een eventuele oorzaak van de bloeding, zoals een intranidaal aneurysma, aan te tonen. Na een bloeding is de behandeling gericht op het voorkomen van verdere neurologische achteruitgang van de zwangere vrouw, en wordt de behandeling geïndividualiseerd op basis van het klinisch beeld van de zwangere vrouw en de eigenschappen van het AVM, waarbij in het algemeen wordt gestreefd om de zwangerschap te voldragen.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2021;122(8):368–76)

Lees verder

Kunnen beginnende vasculair neurochirurgen bekwaam worden in de microchirurgische behandeling van intracraniële aneurysmata in het huidige endovasculaire tijdperk?

TNN - jaargang 122, nummer 7, november 2021

I.S.C. Verploegh MSc, dr. V. Volovici , J.C. Vos BSc, drs. E.J. Delwel , drs. H.W.C. Bijvoet , drs. E.H.P. van Putten , drs. J.W. Schouten , prof. dr. C.J.J. Avezaat , prof. dr. C.M.F. Dirven , dr. R. Dammers

SAMENVATTING

Sinds de publicatie van de ‘international subarachnoid aneurysm trial’ in 2002 is er een verschuiving geweest in de behandeling van intracraniële aneurysmata van voornamelijk microchirurgische clipreconstructie naar meer endovasculair behandelen. Het is onduidelijk wat de effecten hiervan zijn voor beginnende vasculair neurochirurgen en of zij nog in staat zijn om het niveau van ervaren vasculair neurochirurgen te evenaren. In deze deels prospectieve studie zijn de klinische uitkomsten van patiënten die behandeld zijn door beginnende (n=3) en senior vasculair neurochirurgen (n=5) vergeleken. Uit de analyse van 609 patiënten met 767 aneurysmata bleek dat beginnende vasculair neurochirurgen vaker complexere aneurysmata behandelden dan hun senior collega’s (p<0,001). Overige resultaten zijn echter vergelijkbaar in beide groepen neurochirurgen. Hieruit concluderen wij dat ondanks de nieuwe uitdagingen jonge vasculair neurochirurgen minstens even goede resultaten kunnen behalen als senior vasculair neurochirurgen in de setting van een hoog-volume neurovasculair centrum.

(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2021;122(7):305–13)

Lees verder