TNN - jaargang 117, nummer 1, maart 2016
K. van der Hiele , D.A.M. van Gorp , I. van Lieshout , dr. P.J. Jongen , M.A.P. Heerings , prof. dr. H.A.M. Middelkoop , prof. dr. L.H. Visser
Internationaal onderzoek toont aan dat 70–80% van de patiënten met multiple sclerose (MS) na de diagnose niet meer aan het werk blijven ondanks een recent arbeidsverleden. In de jaren voordat de diagnose wordt gesteld is vaak al sprake van verminderde deelname aan het arbeidsproces, zich uitend in minder werkuren, meer ziektedagen, verminderde verantwoordelijkheid of andere aanpassingen in de functie. Dit heeft gevolgen voor iemands identiteit en kwaliteit van leven. Dit artikel geeft een samenvatting van de huidige wetenschappelijke inzichten over de vele factoren die van invloed zijn op arbeidsparticipatie bij patiënten met MS. Daarbij ligt de focus op het fysiek en cognitief functioneren, immunomodulerende behandeling, psychologische factoren en de werksituatie. Recentelijk is de MS@Work-studie gestart, een multicenterstudie waarin deze factoren prospectief gedurende 3 jaren in kaart worden gebracht bij een grote groep patiënten met MS.
(TIJSCHR NEUROL NEUROCHIR 2016;117(1):5–10)
Lees verderTNN - jaargang 117, nummer 1, maart 2016
dr. F.M.E. Cox , dr. G.J. Lammers , dr. G.H. Visser
Nachtelijke frontaalkwabepilepsie is een aandoening waarbij de epileptische aanvallen (nagenoeg) uitsluitend tijdens de slaap voorkomen. De semiologie van de aanvallen kan per patiënt erg verschillend zijn, maar de aanvallen verlopen individueel wel stereotypisch. Differentiatie met de non-REM (NREM)- parasomnieën kan op klinische gronden lastig zijn. Toch zijn er verschillende klinische karakteristieken die gebruikt kunnen worden voor het onderscheid tussen nachtelijke frontaalkwabepilepsie en een NREM-parasomnie. Hiervoor is de ‘frontal lobe epilepsy and parasomnias’ (FLEP)-schaal ontwikkeld. Deze schaal kan in de spreekkamer helpen om een waarschijnlijkheidsdiagnose van nachtelijke frontaalkwabepilepsie harder te maken. Een gesynchroniseerde ictale EEG-videoregistratie is tot op heden de gouden standaard voor de diagnose. Het EEG laat echter bij een substantieel deel van de patiënten met frontale epilepsie geen ictale afwijkingen zien. De diagnose wordt dan gesteld op basis van de semiologie tijdens de aanval.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2016;117(1):11-16)
Lees verderTNN - jaargang 116, nummer 4, december 2015
dr. W.P.J. van Oosterhout , C. Cheung , dr. J. Haan
Alhoewel secundaire hoofdpijnvormen zoals hoofdpijn bij arteritis temporalis of een hersentumor vaker voorkomen bij de oudere populatie, komen primaire hoofdpijnsyndromen wel degelijk ook bij deze groep voor, echter minder vaak dan bij jongere patiënten. Het klinisch beeld bij de oudere patiënt kan verschillen van dat bij de jongere patiënt, waardoor de diagnose soms bemoeilijkt wordt. Sommige hoofdpijnsyndromen zoals hypnic headache worden juist vooral gezien bij ouderen. Medicamenteuze behandeling van hoofdpijn is wegens polyfarmacie en bijwerkingen in de oude leeftijdsgroepen slechts in beperkte mate en aangepaste vorm mogelijk. Daarnaast is wetenschappelijk bewijs voor een effectieve behandelstrategie bij ouderen over het algemeen niet voorhanden. In dit artikel worden de klinische karakteristieken van primaire hoofdpijnsyndromen bij ouderen besproken, met speciale aandacht voor behandeling en comorbiditeit.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2015;116(4):174-179)
TNN - jaargang 116, nummer 4, december 2015
dr. M.P.G. Broen , M. Kuiper , dr. B. Weijs , dr. T. Lenderink , drs. A.H.C.M.L. Schreuder
Staphylococcus aureus endocarditis is een ziekte met een mortaliteit die kan oplopen tot 30%. De ziekte kan zich op verschillende manieren presenteren, met neurologische klachten als presenterend symptoom bij ongeveer 1 op 6 patiënten. Uiteindelijk ontwikkelt 1 op de 3 patiënten een neurologische complicatie gedurende het beloop van de ziekte. In dit artikel wordt het ziektebeloop van twee patiënten beschreven en wordt een overzicht geboden van de mogelijke neurologische complicaties bij een infectieuze endocarditis. Behandeling en indicaties voor chirurgisch ingrijpen worden besproken. Neurologische complicaties zijn een belangrijke voorspeller van het mortaliteitsrisico en snelle behandeling is belangrijk. Kennis over de mogelijke neurologische complicaties, evenals het betrekken van een neuroloog vroeg in het diagnostisch proces zijn essentieel in het behandelen van patiënten met een vermoeden op infectieuze endocarditis.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2015;116(4):180-186)
TNN - jaargang 116, nummer 3, september 2015
dr. R.H. Boerman , prof. dr. F.J.P.M. Huygen
Wervelkolomgerelateerde pijn, vooral lumbosacrale pijn, krijgt ten onrechte weinig aandacht van de wetenschappelijke verenigingen en ziektekostenverzekeraars. De patiënten worden onvoldoende geholpen als de neuroloog zich beperkt tot de diagnose van hernia’s. Er kan beter uitgegaan worden van de klacht, pijn, die moet worden uitgelegd in termen van verandering van de functie van het zenuwstelsel. Deze benadering is al wel gekozen in de richtlijn “Wervelkolomgerelateerde pijnklachten van de lage rug”. De term pseudoradiculaire pijn is obsoleet en wordt vervangen door ‘referred pain’. Verschillende structuren van de wervelkolom kunnen uitstralende pijn veroorzaken. De klinische diagnostiek van deze wervelkolomsyndromen is onvoldoende betrouwbaar en kan alleen met redelijke zekerheid gesteld worden door selectieve blokkades. Patiënten met chronische lumbosacrale pijn verdienen speciale aandacht en begeleiding, bij voorkeur in een multidisciplinair team.
(TIJDSCHR NEUOL NEUROCHIR 2015;116(3):124-128
TNN - jaargang 116, nummer 3, september 2015
drs. H. Arnts , M.T.J. Peeters , dr. J.C.M. Lavrijsen , P. van den Munckhof , G.N. Beute
Patiënten met een minimale bewustzijnstoestand onderscheiden zich van comapatiënten en patiënten met een vegetatieve toestand/niet-responsief waaksyndroom, omdat zij minimale tekenen van bewustzijn vertonen. In de laatste jaren krijgt diepe hersenstimulatie nieuwe belangstelling als techniek om het bewustzijn bij deze patiënten te verbeteren. Bij deze patiënten worden hersenelektrodes geplaatst in de kernen van de thalamus die een belangrijke rol spelen bij de regulatie van het bewustzijn. Vroege experimentele diepe hersenstimulatie-studies bij patiënten met ernstige vormen van hersenschade en bewustzijnsstoornissen kenmerken zich door methodologische beperkingen en beperkte resultaten. Een recente casus suggereert echter dat diepe hersenstimulatie een rol kan spelen bij patiënten met een chronische minimale bewustzijnstoestand. Terughoudendheid is vooralsnog vereist, aangezien klasse I en II bewijs nog ontbreekt en de waarde van de behandeling nog op grotere schaal dient te worden vastgesteld.
(TIJDSCHR NEUROL NEUROCHIR 2015;116(3):129-137)
TNN - jaargang 116, nummer 2, juni 2015
K. Couderé , N. Van der Moeren , dr. M. Van Oijen , prof. dr. R. Colebunders
‘Nodding syndrome’ of knikkebolziekte is een neurologische aandoening die in Zuid-Soedan, Noord- Oeganda en Tanzania voorkomt. Het syndroom wordt gekenmerkt door aanvallen waarbij het hoofd repetitief naar beneden valt (knikkebolt). Verder in het verloop kunnen gegeneraliseerde insulten, cognitieve achteruitgang en groeiachterstand optreden. De ziekte komt hoofdzakelijk voor bij kinderen en adolescenten. Ondanks uitgebreid onderzoek naar toxische, infectieuze, nutritionele, genetische en psychosociale factoren blijft de oorzaak tot op heden een mysterie. Er lijkt een verband te bestaan met Onchocerca volvulus, de oorzaak van rivierblindheid, maar tot nog toe kon niemand dit verband verklaren. Wij stellen dat de zwarte vlieg (Simulium damnosum), die onchocerciasis overbrengt, ook een andere pathogeen kunnen bevatten, mogelijk een nog ongekend neurotroop virus. Er is weinig bekend over het verloop van knikkebolziekte. De grote morbiditeit heeft een zeer grote impact op families en lokale gemeenschappen.
(TIJDSCHR NEUROL NEROCHIR 2015;116(2):64-69)